× 
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.

Sluit het venster om te blijven.

           
welkom menu contact zoeken
HeiligenkalenderHeiligen op naamPatroonheiligenHedendaagse namenMeer...
 Pater Dries van den Akker s.j., de auteur van de hagiografieën, overleed 30 oktober 2022
† 275?  Patroclus van Troyes

Info afb.

Patroclus (ook Parre, Parres, Patroklus of Trockel) van Troyes, Frankrijk; martelaar; † 274 of 275.

Feest 21 & 22 (bisdom Troyes) januari.

Gregorius van Tours († 594; feest 17 november) vertelt in zijn boekje 'Glorie van de Martelaren':
'Van de martelaar Patroclus wordt verteld dat hij in Troyes begraven werd. Door veelvuldige wonderen toont hij aan dat hij een vriend van God is. Op zijn graf was een kleine bidkapel gebouwd waar een geestelijke over waakte. De mensen uit de omgeving hadden maar weinig eerbied voor hun martelaar getuige het feit dat er niet eens een lijdensgeschiedenis over hem bestond. Simpele mensen hebben immers gewoonlijk meer verering voor heiligen van God, wanneer zij over hun strijd kunnen lezen.

Toen dook er een man op die van een lange reis een boekje meebracht waarin Patroclus' strijd stond opgetekend. Dat liet hij zien aan de voorlezer die zoals ik juist vertelde, dienst deed bij het heiligdom. Deze las het vluchtig door en was bijzonder opgetogen. 's Nachts maakte hij bij kaarslicht er een afschrift van. Toen de reiziger weer vertrokken was, toonde hij zijn ontdekking aan de bisschop in de veronderstelling dat hij hiermee waardering van de bisschop zou krijgen. Maar de bisschop erkende de echtheid van het boekje niet en meende stellig dat het een vervalsing was. Hij maakte zijn geestelijke ernstige verwijten; tenslotte stuurde hij hem weer weg met de woorden: "Het is zo klaar als een klontje dat je deze dingen alleen maar hebt opgeschreven, omdat je daartoe verplicht meent te zijn aan het heiligdom. Want de man van wie je dit allemaal zegt te hebben gehoord, bestaat natuurlijk niet."
Maar de macht van de martelaar mocht niet verborgen blijven. Zo kwam het dat vele jaren later een leger Italië binnenviel. Op zijn terugtocht bracht het een boekje mee met daarin een lijdensverslag van Patroclus, dat letterlijk overeenkwam met het geschrift van de geestelijke. De bisschop was er beduusd van, nu hij zich realiseerde dat het waar was wat zijn geestelijke hem destijds had verteld. Nadien begon de bevolking de martelaar meer te vereren. Zij bouwden een kerk op zijn graf [= in het huidige Saint-Parres-au-Tertre] en vierden elk jaar zijn feest in alle vroomheid.'
[GTM.1988cap:63; zie ook Bei.1983/1p:131;]

Sindsdien veronderstelde men dat Sint Patroclus in de 2e helft van de 3e eeuw de marteldood had ondergaan. Zoals uit bovenstaand verhaal blijkt duurde het tot diep in de 6e eeuw, eer er een martelaarsbericht op schrift werd gesteld.

Het vrome leven van Sint Patroclus en zijn eerste verhoor
'In die tijd brak er onder keizer Aurelianus (270-275) zo'n heftige christenvervolging uit dat het leek alsof alle christenen van die tijd de marteldood ondergingen. Ieder die ervan verdacht werd christen te zijn, werd opgespoord en onder gruwelijke folteringen om het leven gebracht. Zo gingen er vele, door lijden gekroond, over naar het eeuwige leven. Indertijd leefde er in de stad Troyes een hooggeplaatst man, die Patroclus heette. Hij woonde in een huis op zo'n tweehonderd passen buiten stad. Dat had hij met vele opstallen van zijn ouders geërfd. Daar diende hij God die in de hemelen woont, dag en nacht.
Onderlegd in wijsheid en wetenschap leefde hij naar de christelijke geboden, terwijl hij alle uren geknield zijn gebeden deed. Elke dag gebruikte hij pas zijn eerste maaltijd op het 12e uur (= 18.00 uur); tevoren had hij dan God lof en drank gebracht met vele gebeden en litanieën. Heel het vermogen dat hij van zijn ouders had geërfd verdeelde hij onder die weduwen en wezen, die Christus van ganser harte aanhingen. Kortom alle christenen beschouwden hem als een hemelse schatmeester. Zo volhardde de heilige man in de dienst aan God, in de gehoorzaamheid aan de hemel en in gebed en vasten. Met zijn gedachten was hij gedurig bij de schitterende wapenrusting van de hemelse krijgsdienst; zo staat het immers in de heilige boeken van het evangelie geschreven, waar de Heer zegt: "Geef alles wat je hebt aan de armen en je zult een schat in de hemel bezitten. Kom dan terug en volg Mij" (Matteus 19,21).
Zo volhardde de heilige man dus in godsvrucht en gebed. Demonen wist hij te verjagen en de Heer toonde via hem vele deugden. Allen respecteerden hem als een rechtvaardig man en een waardige dienaar Gods. Hij had een vrome gestalte en was schoon van aangezicht en uiterlijk. Op vele manieren werd hij geëerd vanwege zijn voorname afkomst, zijn gehoorzaamheid, en de godsdienstzin, waar hij dag en nacht blijk van gaf door nachtwaken en vasten.
De goddeloze christenvervolger Aurelianus vertrok in die tijd vanuit het gebied van de belangrijke stad Sens in de richting van Troyes. Toen hij over Patroclus hoorde vertellen, liet hij heimelijk navraag naar hem doen. Toen hij hem had opgespoord, sprak hij: "Ik heb gehoord dat u zo dom bent om in valse vroomheid diegene te aanbidden die zich door mensen in het gezicht liet slaan."
Patroclus vond het in het geheel niet nodig hierop te antwoorden.
Aurelianus sprak: "Hoe heet u?"
Hij antwoordde: "Ik heet Patroclus."
Aurelianus sprak: "Tot welke godsdienst behoort u? Met andere woorden welke God aanbid u?"
Waarop Patroclus antwoordde: "Ik aanbid de levende en ware God, die in de hemelen woont, vol genade neerziet op alles hier beneden en alles weet voordat het gebeurt."
Aurelianus antwoordde: "Doe die onzin weg en aanbid onze goden: zij kunnen je een eervol en voorspoedig leven geven; zij kunnen je naam groot maken, zodat je bij iedereen hoog in aanzien staat."
Patroclus sprak: "Ik ken geen andere God dan die ene die hemel en aarde gemaakt heeft alsmede de zee en alwat daarin is; Hij heeft het zichtbare en het onzichtbare gemaakt."
Aurelianus sprak: "Bewijst u maar eens dat het waar is wat u zegt."
Waarop Patroclus antwoordde: "Waar ik het over heb is waar en geloofwaardig. Maar ik weet ook dat de leugen de waarheid haat."
Aurelianus sprak: "Ik zal u aan het vuur prijsgeven tot u aan onze goden geofferd zult hebben."

Patroclus sprak: "Ik zal mijzelf als een levend lofoffer aanbieden aan God die mij heeft uitgekozen om omwille van zijn Naam de marteldood te ondergaan."
Daarop zei Aurelianus, gebeten als hij was op alles wat met de wet van de christenen te maken had: "Sla zijn voeten in boeien en zijn handen in gloeiend hete kettingen, gesel zijn rug, en sluit hem dan op in een isoleercel tot ik heb besloten op welke manier ik hem aan zijn eind wil brengen." Daarop werd de heilige, door God uitverkoren man in boeien geslagen en overgeleverd aan Eligius, een onderdaan die er toevallig bijstond; deze moest hem drie dagen lang bewaken. Die drie dagen bracht Patroclus in gebed door; hij sprak: "Heer, heb medelijden met uw dienaar en schenk mij troost, zoals U gezegd hebt (Psalm 119,76). En vervolgens: "Verheugd zal ik juichen om uw liefde, omdat U genadig op mij hebt neergezien in mijn ellende" (Psalm 31,08).

Het tweede verhoor en de veroordeling
Op de derde dag werd hij voorgeleid. De rechter sprak hem toe: "Kom naar voren met uw arrogantie, en red uzelf door aan de goden te offeren."
Patroclus sprak: "Alleen de Heer zal de zielen redden van zijn dienaars, en wie op Hem vertrouwen zullen niet beschaamd worden. Ik kan u intussen iets van mijn rijkdom afstaan; want u bent arm en ik ben rijk."
Aurelianus sprak: "Hoe kunt u mij arm noemen; ik ben immers schatrijk?"
Patroclus antwoordde: "U hebt het over aardse rijkdom. Maar u bent arm aan geloof in onze Heer Jezus Christus; Hem gunt u geen duimbreed ruimte in uw binnenste. Daarom zal Hij u, net als uw vader de duivel, in het verderf storten."
Aurelianus sprak: "U overlaadt mij dus met smaad. Dan heb ik ook geen medelijden meer met u."
Patroclus sprak: "Medelijden krijg ik wel van mijn God; Hem dien ik al vanaf mijn vroegste jeugd. Maar die valse en bijgelovige eer van u verafschuwen wij, net als uw volslagen onzalige pracht waar vroeg of laat niets van over blijft. Maar o wee u als u terechtkomt op de plek waar ook de duivel zijn pijnigingen ondergaat: dan zult u zien welk een pijn u voor eeuwig te wachten staat.
Aurelianus sprak: "Zoiets heb ik nog nooit gehoord of meegemaakt. Maar zoveel is duidelijk dat al jouw pijnigingen in mijn handen rusten, alsmede jouw lijf en bloed."
Patroclus sprak: "U hebt wel de macht mijn lichaam te pijnigen, maar mijn ziel zult u niet kunnen verscheuren, want die is in handen van God alleen, die ze mij ingeschapen heeft. Onze Heer heeft immers zelf gezegd: 'Vrees niet hen die wel het lichaam kunnen doden, en niet meer dan dat. Maar vrees veeleer diegene die na het lichaam gedood te hebben ook de ziel in het verderf kan storten'" (Matteus 10,28).
Aurelianus sprak: "Wie macht hebben: dat zijn onze goden die waarheid verkondigen en die u tot nu toe in leven gelaten hebben."
Patroclus sprak: "Wie zij dat, uw goden?"
Aurelianus sprak: "Apollo is de beste en ware god; en Jupiter is de allerhoogste god; en Diana is de moeder van alle goden die de mensen waarheid verkondigen."
Patroclus sprak: "Apollo, die u een god noemt, was volgens onze voorouders, ooit de herder van de kudden van koning Admetus; en Jupiter, die u als de zuivere aanbidt, is gestorven aan een kwaal in het onderlijf. En daarnaast weet ik ook nog dat hij een slecht, totaal nietswaardig, overspelig, ontuchtig en roofzuchtig mens geweest is: een handlanger bij allerlei schanddaden, die twist zaaide onder zijn buren en ruzie zocht met zijn naasten: een uitbuiter van de armen. Waar hij was, had je meteen moord en doodslag. Vandaar dat hij zo'n beschamende dood is gestorven. En Diana, die u de moeder van alle goden noemt? Iedereen weet toch dat zij de demon van de middag is? Ach wat een ongeloof bij de mensen, die vereren wat vals is, en die tevergeefs in aanbidding neervallen voor iets wat ze niet kennen. Zo staat er ook geschreven: 'Zoals die afgoden zelf moeten zij worden, al degenen die ze fabriceren, en degenen die erop vertrouwen'" (Psalm 115,08).
Aurelianus sprak: "Ik heb werkelijk alle geduld van de wereld nodig om te blijven luisteren naar uw woorden. Als u Apollo, Jupiter en de moeder aller goden niet aanbidt, zal ik u vandaag nog onder heftige folteringen de doodstraf laten ondergaan."
Patroclus sprak: "En dan lijkt u precies op zo'n afzichtelijke straatrover die na de moord nog wel een lijk heeft, maar die het leven zelf niet de baas kan."
Toen de zalige Patroclus dit zei, werd Aurelianus witheet van woede en sprak: "Patroclus is een vreselijke misdadiger, die ons uit ons evenwicht heeft gebracht en onze goden bespottelijk heeft gemaakt. Hij zal met het zwaard worden gedood, zodat zijn grote mond voor altijd het zwijgen wordt opgelegd. Breng hem naar een waterrijke plaats en sla hem daar het hoofd af, en zorg dat zijn lijk niet op het droge achterblijft."

Dood en begrafenis, en zijn gedachteniskapel
Nu werd de zalige man aan de beulen overgeleverd en naar de oever van de Seine gebracht. Daar sprak Patroclus een gebed uit: "Heer Jezus Christus, laat niet toe dat mijn lichaam op deze waterrijke plek zal rusten. Laat uw Naam zegevieren, zodat alle volkeren U prijzen. Sta nooit toe dat ze zeggen: 'Waar is nu jullie god?' Heer, verhoor mijn gebed, net zoals U destijds Mozes en Aäron en het hele volk hebt verhoord, toen U de zee hebt geopend en hen over het droge naar de overkant hebt gebracht. Sta mij dus toe deze rivier over te steken, zoals er geschreven staat: 'Red mij uit de modder, en laat mij er niet in blijven steken.' Bevrijd mij van mijn belagers. Na Patroclus' gebed, werden de ogen van zijn bewakers met blindheid geslagen. Hij stapte de waterstroom in en kwam aan de andere kant weer aan wal. En hoewel de rivier buiten zijn oevers trad, werden zijn knieën zelfs niet nat. Toen hij aan land geklommen was, begaf hij zich naar een droge plek, die Afgodenberg heet, en sprak: "De Heer behoedt de zielen van al de zijnen en Hij zal ze bevrijden uit de handen van de zondaars."
Nu werden degenen die hem op last van de keizer hadden moeten bewaken bang en spraken: "Hoe groot is eigenlijk zijn God? Want die heeft hem toch maar bevrijd!"
Anderen zeiden echter: "Welnee, je hebt je maar wat verbeeld."
Zo stonden zij onder elkaar fluisterend te bekvechten. Toen zij daar druk mee bezig waren, kwam een heidense vrouw, een intrigante, erbij staan en sprak: "Die christenmens die jullie zoeken heb ik aan de overkant van de rivier op de berg gezien: hij ligt languit op de grond zijn God te aanbidden." Toen zij hem daar inderdaad in de gaten kregen, renden zij zo snel als hun voeten hen dragen konden op hem toe om onschuldig en rechtvaardig bloed te vergieten. Toen zij hem dan gevonden hadden, trad degene die de leiding had bij het uitvoeren van de straf, naar voren en sprak tot hem: "Dat u aan ons ontsnapt bent wijst erop dat u werkelijk schuldig bent. U bent nu weer in onze handen, en wij zullen ervoor zorgen dat u ons niet weer ontkomt totdat u dood bent of natuurlijk aan onze goden zult hebben geofferd."
Patroclus antwoordde: "Ik aanbid geen onreine demonen, maar alleen de ene ware God."
De beulen spraken: "En die God van u: is Hij geboren of geschapen?"
Patroclus antwoordde: "Daar heb je weer die voorliefde voor bijgeloof! Wie kan iets over God zeggen? Alles wat bestaat, in de hemel of op aarde, alles heeft Hij geschapen. Later heeft Hij zijn Zoon Jezus Christus gestuurd. Die heeft voor ons zijn bloed vergoten om ons van de ondergang te redden. Hij werd begraven, maar na drie dagen stond Hij op uit de dood; Hij is in heerlijkheid naar de hemel opgestegen. Vandaar heeft Hij de Heilige Geest gestuurd: deze vervulde heel de aarde; wij moeten in Hem geloven. Want van dat stel waar u in uw onreine dwaling aan vast zit en waar u in uw valse liefde aan gelooft, weet ik dat het demonen zijn . Maar die zullen straks op allerlei manieren uiteen worden gejaagd. Zo zegt het immers de profeet: 'Als op die dag het vuur van het oordeel komt: wee de bedrieglijke demonen en al wat zij bewerken.' Zo staat er immers geschreven: 'Wie aan demonen offert, zal met hen in het eeuwige vuur ten onder gaan.'"
Toen Patroclus zo sprak werd Eligius woedend en sprak: "Hij heeft onze goden bespottelijk gemaakt: sla zijn voeten in boeien en leg ketenen om zijn handen en dood hem met het zwaard."
Daarop zette Patroclus zich met één knie op de grond. De beul legde hem languit neer. Op het moment dat hij getroffen werd, sprak hij: "In uw handen beveel ik mijn geest en mijn ziel. Ik weet dat ik deze pijn onderga omwille van U."
Zo werd hij met het zwaard doorboord en onthoofd. Zijn hoofd dat onder het bloed zat, smeten zij weg. Toen zij na de marteldood naar de keizer teruggingen lieten zij zijn lichaam door zomaar onbeheerd liggen. Hij is onthoofd op de 12e dag van de kalenden van februari (= 21 januari) op de zesde van de week (= vrijdag), een rustdag dus.
Maar twee oude mannen, die altijd van hem een aalmoes kregen, hoorden ervan. In angst en vrees borgen zij zijn lijk en bewaakten het tot de avond. 's Nachts arriveerde de aartspriester van de stad, Eusebius, in gezelschap van zijn diaken, Liberius, met linnen doeken; daar wikkelden zij het lichaam in en begroeven het bij uiterst spaarzaam licht vanwege het gevaar van de heidenen. De verdere nacht hielden zij met de beide oude mannen een wake en zeiden: "Hoe kostbaar is in uw ogen, Heer, de dood van uw heiligen." En de Heer zelf heeft gezegd: "Zalig die vervolging lijden omwille van de gerechtigheid, want aan hen behoort het Rijk der Hemelen" (Matteus 05,10). En David heeft gezegd: "Verheug u in de Heer en juich, gij rechtvaardigen." En nogmaals: "De rechtvaardige zal zich over de Heer verheugen en op Hem vertrouwen" (Psalm 64,11).
Niet lang daarna hield de vervolging van de kerk op. Eusebius die hem begraven had, bouwde met de hem beschikbare middelen een kapelletje boven zijn lichaam. En toen hij zijn einde voelde naderen, sprak hij de wens uit begraven te worden naast de plek waar het bloed vergoten was van de heilige martelaar die geleden had omwille van Christus, die met de Vader en de Heilige Geest leeft en heerst tot in de eeuwen der eeuwen. Amen.'
[Joseph Jansen e.a. 'De Heilige Patroklus. Festschrift zur Tausend-Jahrfeier der Reliquienübertragung nach Soest am 5. juli 1964']

Verering & Cultuur
Op 3 juli 960 bracht bisschop Bruno de Grote van Keulen († 965; feest 11 oktober) Patroclusrelieken over naar zijn bisschopsstad; op 9 december 964 kwamen er naar Soest. Ze worden tot op de dag van vandaag bewaard en vereerd in de Sankt-Patroklikerk uit de 13e eeuw met zijn machtige vierkante romaanse toren.

Patronaten
Sindsdien is Patroclus patroon van de stad en komt zijn afbeelding voor op middeleeuwse stadszegels.

Afgebeeld
Hij wordt afgebeeld als Romeins soldaat of geharnaste ridder met rijksschild en zwaard; naast hem een vis met parels in de bek.


Bronnen
[000»bk:Jansen; Bei.1983; Lin.1999; Rth.1993p:113; Süt.1941; Toy.1991p:16; Dries van den Akker s.j./2010.02.27]

© A. van den Akker s.j.

VoorwoordHoe wordt men heilige?
© AuteursrechtWoordenboek
LeeswijzerGastenboek
Bronnen