× 
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.

Sluit het venster om te blijven.

           
welkom menu contact zoeken
HeiligenkalenderHeiligen op naamPatroonheiligenHedendaagse namenMeer...
 Pater Dries van den Akker s.j., de auteur van de hagiografieën, overleed 30 oktober 2022
† 1693  Joao de Britto

Info afb.

Joao (ook Johannes) de Britto, Oriur, India; missionaris & martelaar; † 1693.

Feest 4 februari.

Hij werd op 1 maart 1647 geboren te Lissabon, Portugal. Zijn vader was gouverneur van Brazilië en zo behoorden zijn ouders tot de aristocratische kringen van Portugal. Op negenjarige leeftijd kwam Joao aan het hof van de toenmalige kroonprins, de latere koning Pedro II. Op zijn tiende werd hij zo ernstig ziek dat de artsen hem al hadden opgegeven. In haar nood nam zijn moeder haar toevlucht tot de heilige jezuïet Franciscus Xaverius († 1552; feest 3 december) en beloofde dat haar jongen uit dankbaarheid een jaar lang de jezuïetentoog zou dragen als hij op zijn voorspraak zou genezen. Franciscus verhoorde haar gebed en reeds een paar dagen later was Joao volkomen genezen. Vanaf die dag verscheen hij inderdaad aan het hof als een mini-jezuïet. Na een jaar legde hij het gewaad weer af, maar dit alles had wel tot gevolg dat hij er ernstig over begon te denken om inderdaad bij de jezuïeten in te treden.

Dat deed hij op reeds 17 december 1662, nog geen zestien jaar oud. Hij doorliep het gewone programma: na twee jaar noviciaat legde hij zijn geloften af en ging filosofie studeren op het college van Evora. Maar omdat hij niet aan het klimaat kon wennen verhuisde hij naar de universiteit van Coïmbra. Tijdens zijn studies raakte hij steeds meer geïnteresseerd in de heilige van zijn wonderbaarlijke genezing, de grote jezuïetenmissionaris Sint Franciscus Xaverius, en in 1668 schreef hij een brief aan Pater Generaal met het verzoek als missionaris naar India gezonden te worden. In 1673 werd hij priester gewijd.

Nu was hij klaar om als missionaris te vertrekken. Zijn moeder deed nog een poging om hem in Portugal te houden, maar in maart 1673 voer hij af en in september van datzelfde jaar arriveerde hij in de Portugese kolonie Goa aan de westkust van India. Daar maakte hij zijn theologiestudie af wat hij zo goed deed dat de paters hem daar graag als professor aan de opleiding wilden verbinden. Maar hij moet geantwoord hebben dat hij niet was gekomen "om te worden geëerd als wetenschapper, maar als martelaar".

India
Pater de Britto werd gestationeerd in de missie van Madoera. Daar liet hij zich op de hoogte brengen van het ingewikkelde kastesysteem van de inlandse bevolking. Hij ontdekte dat de meesten die christen geworden waren, behoorden tot de laagste en meest verachte kaste. De Britto besefte dat, wilde het christendom meer vaste voet krijgen in de Indiase cultuur en maatschappij, het dan met name moest doordringen in de kringen van de hoogste kaste, de brahmanen. Voorts ontdekte hij dat de Pandara Suami, Indiase asceten, mogen omgaan met personen uit alle kasten. Hij besloot zich daarbij aan te sluiten: zo kleedde hij zich in een rood gewaad en droeg een tulband; hij at enkel een paar rijstenkorrels per dag en gebruikte een matje als slaapplaats. In de rimboe richtte hij simpele bezinningshutten in, een soort kluizenaarscellen; daar konden belangstellenden terecht die met hem een gesprek wilden voeren. Al gauw was hij door de Pandara Suami geaccepteerd als een van hen, en begon hij zelfs bekeerlingen te maken.

In zijn outfit van Pandara Suami visiteerde hij de missieposten in de aangrenzende koninkrijkjes van Tonjore en Ginja. In 1685, na elf jaar missiearbeid, werd hij benoemd tot overste in Madoera. Intussen had hij door de vele bekeerlingen die hij maakte onder de hoogste kaste van de brahmanen grote jaloezie gewekt: zij zochten hem uit de weg te ruimen. Inderdaad werd hij een jaar later, in 1686, tezamen met zijn katechisten door soldaten opgepakt en in zware ijzeren kettingen gevangen gezet. Meermalen dreigden de soldaten hem met hun zwaard te doden, waarbij Pater de Britto bereidwillig zijn nek aanbood. Maar telkens trokken ze op het laatste moment weer terug. Na een maand van folteringen en gevangenschap werden ze plotseling in augustus 1686 vrijgelaten. Ze keerden terug naar de missiepost.

Terug in Portugal
Nu werd hem gevraagd terug te keren naar Portugal om daar verslag uit te brengen van zijn missieactiviteiten. Eind 1686 voer hij af van Goa en op 8 september 1687 meerde zijn boot af in de haven van Lissabon. Het was een totaal andere man die thans voet op vaderlandse bodem zette dan de jonge jezuïetenstudent die veertien jaar geleden was vertrokken. Hij reisde langs alle colleges, opleidingshuizen en universiteiten van de jezuïeten, en probeerde de studenten enthousiast te maken voor het missiewerk in India. Hij bezocht koning Pedro II; deze kende zijn vriend van vroeger bijna niet meer terug, zo tanig en vermagerd zag hij er uit: de sporen van zijn folteringen waren hem duidelijk aan te zien. Hij vroeg hem met aandrang bij hem te blijven om op te knappen en tegelijk de persoonlijk leermeester te worden van zijn beide zoons. Hoffelijk bedankte Joao voor de eer en maakte hem duidelijk dat de missie in India een nog groter goed was dan de opvoeding van de beide prinsjes. Natuurlijk ging hij een aantal keren langs zijn moeder; met bezorgdheid en trots hoorde zij aan wat hij daar in den vreemde allemaal deed voor God en de Kerk.

Weer in India
In april 1690 verliet Joao Portugal weer en liep na een reis van zeven maanden in november van datzelfde jaar de haven van Goa binnen. Hij keerde terug naar zijn missiepost en hervatte zijn werkzaamheden van het geven van katechese, het dopen en toedienen van andere sacramenten, het visiteren van zijn missieposten en het stichten van nieuwe.

Reeds vóór zijn vertrek in 1686 was hij door Rajah Ranganagadeven van het district Marava met de dood bedreigd als hij het waagde nog één voet op zijn grondgebied te zetten. Maar de pater voelde zich evenzeer verantwoordelijk voor de Christenen van Marava. Hij bezocht ze inderdaad, waarbij hij zich met name 's nachts verplaatste en in het geheim nieuwe gelovigen het doopsel toediende.

Zo verbleef Pater de Britto eens niet ver van de stad Muni, een vorstelijke residentie. De plaatselijke vorst Teriadeven toonde zich geïnteresseerd in het christelijk geloof. Een katechist gaf hem onderricht. Maar toen hij ernstig ziek werd, liet hij vragen of Pater de Britto hem wilde komen dopen. Om er zeker van te zijn dat de vorst het serieus meende stuurde pater De Britto eerst een andere katechist die hem daarover moest ondervragen. Deze trof de patiënt stervende aan, en samen zegden zij de Twaalf Artikelen van het Geloof op. Toen de katechist vervolgens een stukje uit de bijbel voorlas, knapte de vorst zienderogen op, en kort daarna was hij volkomen beter. De man schreef zijn wonderbaarlijke genezing toe aan zijn verlangen om christen te worden en nodigde Pater de Britto andermaal uit om hem te komen dopen. Toen deze op 6 januari 1693 bij hem arriveerde ontdekte hij dat de vorst er naar de gewoonte van dat land meerdere vrouwen op na hield. Hij maakte hem duidelijk dat hij met de eerste moest trouwen en de anderen naar huis terugsturen, anders kon er van een doopsel geen sprake zijn. De vorst gehoorzaamde en ontving het doopsel.

Nu wilde het geval dat een van de weggestuurde vrouwen een nicht was van Rajah Ranganagadeven van Marava. Deze zocht wraak voor de schande zijn nicht aangedaan. Op 8 januari zond hij er enkele soldaten op uit om Pater de Britto op te pakken en gevangen te zetten. Op 28 januari liet hij hem aan zich voorgeleiden. Hij bepaalde dat de pater gestraft moest worden met verbanning, gelet op het feit dat hij niet gehoorzaamd had aan zijn verbod om zijn grondgebied te betreden of bekeerlingen te maken. Hij stuurde hem dus naar Oriur. In een brief aan zijn broer, die vorst was van het betreffende district, gaf hij opdracht de gevangene de doodstraf toe te dienen.

Het einde
Op 31 januari werd Pater de Britto inderdaad naar Oriur overgebracht. Tot 4 februari verbleef hij in de gevangenis. Op de vooravond van zijn terechtstelling schijnt hij aan zijn medebroeders een emotionele brief geschreven te hebben, welke bewaard is gebleven. Tegen de avond van de 4e februari werd hij naar een heuvel gebracht die uitkeek over de rivier. Het vonnis werd in het openbaar voorgelezen en Pater de Britto knielde neer om zijn martelaarschap te ondergaan. Toen de beul aarzelde spoorde hij hem aan met de woorden: "Beste man, ik heb mijn gebeden gedaan. Ik ben klaar. Nu ben jij aan de beurt. Doe wat je is opgedragen." Toen de man enkele stappen dichterbij kwam ontdekte hij dat pater de Britto een reliek droeg aan een kettinkje om de hals. Bevreesd dat het vreemde voorwerp misschien het boze oog kon aantrekken probeerde hij met enkele houwen van zijn zwaard het kettinkje stuk te slaan en het voorwerp van Pater de Britto te verwijderen. Daarmee bracht hij de pater al diepe wonden toe op borst en schouders. Uiteindelijk sloeg hij hem in twee houwen het hoofd af.

Verering & Cultuur
Pater de Britto werd door paus Pius IX († 1878; feest 7 februari) op 21 augustus 1853 zalig- en door paus Pius XII († 1958; sterfdag 9 oktober) op 22 juni 1947 heilig verklaard.

Het is op zijn sterfdag dat de jezuïetenorde alle jezuïetenmissionarissen herdenkt die in Azië en Afrika hun leven gaven voor hun geloof.

Patronaten
Hij is patroon van Lissabon en van de jezuïeten in Portugal.

Afgebeeld
Hij wordt afgebeeld in oosterse kleding en tulband.


Bronnen
[000»bk:Maele:24; Bri.1953; Cal.0000; Frm.1996; Lin.1999; Rge.1989; Rgf.1991; Tyl.1984; Dries van den Akker s.j./2008.01.10]

© A. van den Akker s.j.

VoorwoordHoe wordt men heilige?
© AuteursrechtWoordenboek
LeeswijzerGastenboek
Bronnen