×
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.
Sluit het venster om te blijven.
Info afb. |
Claude La Colombière sj, Paray-le-Monial, Frankrijk; biechtvader; † 1682.
Feest 15 februari.
Jezuïet en biechtvader van Margareta-Maria Alacoque (16 okt.). Bevorderde met haar de devotie tot het Heilig Hart van Jezus; stierf op 41-jarige leeftijd.
1. Levensschets van Claude La Colombière
Claude La Colombière is maar 41 jaar geworden. Hij werd op 2 februari 1641 geboren in het Franse plaatsje St-Symphorien-d'Ozon bij Lyon en bezocht het jezuïetencollege in het naburige Lyon. Op 25 oktober 1658 trad hij in bij de jezuïeten. Welbeschouwd kreeg hij in zijn jezuïetenleven drie zendingen te vervullen. Tijdens zijn opleiding deed hij collegewerk, achtereenvolgens te Avignon en Lyon. Daar viel hij op door zijn fijngevoeligheid; niet alleen de inhoud van zijn preken was uiterst verzorgd, maar ook de taal. Hij was wat wij nu zouden noemen een veelbelovende scholastiek (= jezuïetenstudent). Tussen Avignon en Lyon vielen vier jaren van theologiestudie te Parijs, met daarin zijn priesterwijding. In het najaar van 1674 begon hij aan zijn noviciaat. Op zijn uitdrukkelijk verzoek kreeg hij toestemming van zijn instructor om "zich onder gelofte te verplichten al de regels der Sociëteit strikt na te komen, op elk ogenblik, zowel de kleinste voorschriften, die Sint Ignatius bij de overweging aangeeft, als ook bij de geestelijke lezing en het gewetensonderzoek: voorschriften niet enkel betreffende het eigenlijke godsdienstig leven, maar ook betreffende het apostolaat, de omgang met ordesgenoten en met de buitenwereld, de gehoorzaamheid aan de overheid, de boetvaardigheid en de versterving: gesteldheden van nederigheid, van zelfverloochening in alles, van verzaking aan alle natuurlijke geneigdheden, van zuivere mening, evengoed als bepaalde handelingen voortkomende uit die gesteldheden" (Molenaar 18). Maar zijn instructor had er aan toegevoegd dat de gelofte hem in geen geval mocht bedrukken of aanleiding mocht worden tot onrust of angstvalligheid (Molenaar 20). Uit zijn verdere leven kunnen we opmaken dat de gelofte omtrent deze regels voor hem een vast oriëntatiepunt is geweest: zij bakende links en rechts de weg af waarop hij zich als man Gods op voortbewoog.
Deze gelofte zal hem van dienst geweest zijn, toen hij zijn tweede zending ontving: Paray-Le-Monial, 1675. Hij kreeg er de zorg voor de uitbreiding van het college aldaar, de aankoop van de nodige grond, het houden van openbare discussies met de oprukkende protestanten, het opzetten van Maria-Congregaties, het preken in de parochiekerk en in de nabijgelegen kloosters. Zo werd hij ook geacht conferenties en geestelijke leiding te geven aan de zusters Benedictinessen en Visitandinnen ter plaatse. Het is bij de Visitandinnen dat hij in aanraking komt met Zuster Marguérite-Marie Alacoque († 1690; feest 16 oktober); zij zou regelmatig de stem van de Heer Jezus horen, welke haar te kennen gaf dat Hij zich in zijn Heilig Hart miskend voelde; zij en haar geestelijk leidsman zouden de aangewezen personen zijn om dat aan de katholieken kenbaar te maken. Met tact en zorgvuldigheid, maar ook vastberaden liet pater Claude zich in deze delicate materie leiden door Ignatius' regels van de onderscheiding der geesten; door diens advies om allereerst overal het goede in te herkennen en tenslotte door het verlangen, al evenzeer ontleend aan de Geestelijke Oefeningen, om God onze Heer met zijn liefde in alle dingen te zoeken en te vinden. Hij kwam tot de bevinding dat haar ingevingen authentiek waren en van de goede geest afkomstig. Van dat moment af was hij met haar een apostel tot Eerherstel van Jezus' Heilig Hart. Zij wisten zich opgenomen in het Hart van hun Heer, zo goed als de liefde van diens Hart brandde in het hunne. De Heer had zelfs adviezen gegeven hoe zijn Hart moest worden afgebeeld: omringd met een doornenkroon en getooid met een kruis, zinnebeelden voor de pijn die Hij leed onder de voortdurende zonden van zijn volgelingen.
Temidden van deze gevoelige situatie, die slechts anderhalf jaar duurde, werd Claude weggeroepen naar Engeland voor zijn derde zending, 1676. Het betrof hier een nog delicater opdracht: de geestelijke begeleiding van de hertogin van York. Zij was van Italiaanse afkomst; op het moment dat zij ten huwelijk was gevraagd door hertog James van York, verbleef zij als postulante in het klooster van de Visitandinnen te Modena. In Engeland vormde zij met haar hofhouding een soort rooms-katholiek eilandje temidden van een vijandige anglicaanse wereld. Ruim twee jaar verkeerde Claude in die sfeer aan het hof, waar hij een uiterst sober en voorbeeldig leven leidde. Toen werd hij gearresteerd op beschuldiging van bekeringswerk onder de anglicanen. Op het hoofd van een priester stond twintig pond beloning en op dat van een jezuïet honderd. In de gevangenis ging zijn toch al niet sterke gezondheid zozeer achteruit dat men hem toestond naar Frankrijk terug te keren. Daar stierf hij tenslotte op 15 februari. Zo gaf hij als een offergave het hart dat Christus destijds in zijn eigen Heilig Hart had geplant.
Twee jaar na zijn dood verscheen zijn boek 'Retraite spirituel' (Geestelijke inkeer), waarin hij de openbaringen van het Heilig Hart publiceerde. Weer twee jaar later vierde het klooster van Paray-le-Monial het eerste Heilig-Hartfeest. Hij werd zaligverklaard in 1929 en heilig in 1985.
GODS LIEFDE WEER IN HET MIDDELPUNT VAN ONS LEVEN...
n.a.v. de heiligverklaring van Claude La Colombière
Op 31 mei van dit jaar is Claude La Colombière heilig verklaard. Zijn naam is verbonden met de devotie tot het Eerherstel van het Heilig Hart van Jezus. Is hij daarmee voor ons niet duidelijk een heilige uit het verleden? Behoort het Eerherstel van het Heilig Hart voor ons gevoel niet veeleer tot de sombere en benauwende devotionele sfeer van lijden en kruis van de Kerk van vóór het Tweede Vaticaanse Concilie, met ramen en deuren zorgvuldig dicht? Hebben de meesten van ons zich niet moeten ontworstelen aan een Heilig-Hart-devotie die teveel de geur had van het Rijke Roomse Leven? Van een triomfalistische kerk die zich met alle devotionele middelen probeerde te manifesteren tegen de geest van de Reformatie en die van de Moderne Tijd? Ook het dagblad Trouw schreef de dag vóór Claude's heiligverklaring: "Hij spreekt (...) nu minder tot de spirituele verbeelding van de gemiddelde gelovige dan zestig jaar geleden, toen hij werd zalig verklaard."
Misschien dat we Claude zelf wat beter leren kennen door hem eerst te zien tegen de achtergond van zijn eigen tijd, om daarna pas een poging te wagen zijn leven te interpreteren vanuit onze vragen en gevoeligheden.
2. De tijd en tijdgeest van Claude La Colombière
De Kerk van de 17e eeuw wordt gekaraktiseerd door de Contra-Reformatie. En deze vindt haar uitdrukking in talrijke devotionele praktijken. De koepels van de barokke kerken wemelen van hemelbewoners, de pilaren worden bevolkt met apostelen en heiligen die smachtende blikken in de geopende hemel werpen. De mensen in de kerk ontvangen dikwijls de sakramenten, vooral biecht en eucharistie; daarnaast steken zij kaarsen op, bidden rozenhoedjes, houden veertig-uren-gebed en novenen en nog veel meer. Ook thuis plaatsen zij beelden van het Heilig Hart, van de Heilige Maagd en van nog vele andere heiligen; hun devotieboekjes zetten hen aan tot een godvruchtiger leven, dat zijn uitdrukking vindt in allerhande godvruchtige praktijken. De jezuïetententoonstellingen die onlangs waren te zien in Utrecht en Brussel laten daar geen twijfel over bestaan. Waarom dit alles? Waarom moeten de mysteries van ons geloof zo opzichtig worden gedemonstreerd en zo dicht onder handbereik van de mensen worden gebracht?
Om te beginnen merken we op hoe Ignatius zijn Geestelijke Oefeningen besluit met een aantal regels die onder hun Latijnse naam bekend zijn: "Sentire cum Ecclesia", door P. Penning de Vries vertaald "De waarachtige gezindheid die wij in de strijdende kerk moeten hebben". Daarin somt hij een aantal kerkelijke instellingen en devotionele praktijken op waarvan hij steeds herhaalt dat wij er lof voor moeten hebben: biechten, vaak mishoren, psalmgezang buiten de kerk en officie, religieuze gemeenschappen en hun geloftes, het huwelijk (waar we niet zoveel lof voor hoeven te hebben als voor de maagdelijkheid - en dat m.i. juist omdat die maagdelijkheid per se een kerkelijke institutie is en het huwelijk niet!), heiligen- en relikwieënverering, bedevaarten, aflaten, jubeljaren, kruistochtbullen (sic!?), kaarsen opsteken, kerkelijke vastenvoorschriften, kerkenbouw en de verfraaiing ervan, met name heligenbeelden, alle kerkelijke geboden (G.O. nrs. 352-361). In de mentaliteit van Ignatius waren dit voor de gelovigen allemaal mogelijkheden om zich met God te verenigen, of beter voor God om zijn genade in het hart van zijn gelovigen uit te storten; kortom allemaal mogelijkheden die de Kerk bood om God met zijn liefde in alles te zoeken en te vinden.
Vergeten we niet dat in de tijd van Pater Claude La Colombière de Reformatie al ruim een eeuw lang almaar pogingen doet om de afstand tussen Schepper en schepsel zo groot mogelijk te maken. Daar werd de directe aanwezigheid van God in de realiteit van het leven van alledag juist uit verwijderd. Dat kreeg zijn concreetste uitwerking in de sacramentenleer. Beperken we ons tot de Eucharistie. De Reformatie leerde dat deelname aan het Avondmaal 'slechts' een symbolische verwijzing was naar datgene wat eertijds Jezus met zijn vrienden had gedaan. Maar de Contra-Reformatie legde er juist de nadruk op dat de Eucharistie in wezen nog steeds het Avondmaal van Jezus was, op het eigenste moment dat de priester Jezus' woorden en gebaren tegenwoordig stelde; op dat moment vallen menselijk en goddelijk handelen samen! Het waren juist de jezuïeten van de 17e eeuw die gevochten hadden voor de ware tegenwoordigheid van Christus in de eucharistie. Daarmee stond of viel - zo moeten zij vermoed hebben; ik heb althans nergens een tekst kunnen vinden die ervan getuigt dat zij zich van deze diepste zorg bewust waren - het God zoeken en vinden in alle dingen, dat hun zo dierbaar was, en dat zijn uitdrukking o.m. had gevonden in de bovengenoemde regels ter bevordering van het "Sentire cum Ecclesia".
In het jaar 1637 van deze zelfde 17e eeuw verscheen de "Discours de la Méthode" van René Descartes. Eén van de consequenties die Descartes trekt uit de door hem gepresenteerde filosofische methode is dat er in het methodisch denken van de moderne mens geen plaats kan worden ingeruimd voor God. Het boek had groot succes en - zoals de geschiedenis zou uitwijzen - grote invloed op het wetenschappelijk denken van de nieuwe tijd. Maar het bevatte hetzelfde gevaar als de leer van de Reformatie: dat er geen plaats meer was voor God temidden van zijn schepping. En dat ging met name in tegen de fundamentele inspiratie van de jezuïeten welke zij van hun stichter, Ignatius, hadden meegekregen: dat God met zijn liefde te vinden was in alle dingen, en dat je daartoe temidden van de activiteiten van alledag het leven van een contemplatief moest leiden.
In zijn boek "Galilei, ketter" presenteert Redondi de stelling dat Galilei niet veroordeeld is omwille van de loop der planeten, maar omwille van een filosofische stelling, waarvan de uiteindelijke consequentie behelsde - naar de filosofische opvattingen van toen - dat de ware aanwezigheid van Christus in de Eucharistie - filosofisch - ondenkbaar en dus onhoudbaar was. Of Redondi's stelling historisch houdbaar is, weet ik niet. Waar het mij om gaat is de strijd die de jezuïeten hier gevoerd zouden hebben, om ten koste van elke prijs een dergelijke gedachtegang tot ketterij te verklaren. Daarmee immers zou het contemplatieve element van het christelijke geloof zijn wortel of basis verliezen: dat God zich op elke manier die Hem goed dunkt, kan verenigen met zijn schepping, met zijn schepselen. In het licht van die controverse zijn Claude La Colombière en Marguérite Marie twee uitgesproken getuigen van de katholieke geest. De Heer brengt een vereniging van zijn Hart tot stand met dat van zijn uitverkorenen; zij leven en bewegen in Gods liefde; Hij maakt hun hart tot vindplaats, bron van zijn liefde.
3. Interpretatie
Het is bij de interpretatie van dit alles de kunst om dwars door alle uiterlijke vormgeving heen het eigenlijke te onderscheiden, zonder met het badwater ook het kind weg te gooien. In dit geval is dat des te delicater, omdat het volgens de betrokkenen de Heer zelf was, die van zijn miskende liefde blijk gaf. Woorden van de Heer mogen we niet te lichtvaardig naar onze hand zetten of in twijfel trekken. Maar juist zoals wij het Woord Gods bij uitstek, de Bijbel, pogen te interpreteren om ze voor ons verstaanbaar te maken, zo mogen we dat ook in dit geval. Naar mijn mening is de eigenlijke boodschap die Claude en Marguérite vanuit de 17e eeuw ons te bieden hebben in wezen heel eenvoudig: het gaat om de liefde, de liefde tot God en de liefde tot de naaste, welke beide in God zelf hun oorsprong hebben. 'Eerherstel' wil in ieder geval zeggen: als we ons leven zouden herzien op haar normen en waarden en als we consequent weer Gods liefde als hoogste waarde in het middelpunt van ons leven zouden plaatsen...
© A. van den Akker s.j. / A.W. Gerritsen