× 
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.

Sluit het venster om te blijven.

           
welkom menu contact zoeken
HeiligenkalenderHeiligen op naamPatroonheiligenHedendaagse namenMeer...
 Pater Dries van den Akker s.j., de auteur van de hagiografieën, overleed 30 oktober 2022
† 601  David van Wales

Info afb.

David (ook Avit, Avy, Davi, David, Davidagius, Davit, Davy, Devi, Devy, Dewi, Divi, Divy, Evy, Ewy, Thé) van Wales (ook van Menevia, van Mynyw, de Waterdrinker of de Waterman), Mynyw (= Menevia, tegenwoordig St. David's), Wales Groot-Brittannië; bisschop; † 601.

Feest 1 maart.

Geschiedenis
Over de persoon van David is bijzonder weinig bekend. Zeker is dat zijn naam voorkomt op lijsten van heiligen uit de 8e eeuw. Hij zou kluizenaar geweest zijn in Wales; als zodanig moet hij een klooster gesticht hebben in Mynyw (verlatijnst tot Menevia, tegenwoordig genoemd naar onze heilige St. David’s); hij was er abt. Het schijnt dat hij onder zijn leerlingen een groot aantal monniken had die later op hun beurt beroemde kloosters zullen stichten en zorgen voor de uitbreiding van de christelijke cultuur in Wales en in de wijde omgeving, tot aan Bretagne in het westen van Frankrijk toe. Men meent dat David op hoge leeftijd, 82 jaar, is gestorven, maar over het jaartal verschillen de bronnen van mening: het varieert van 542 tot 601.
Alle levensbeschrijvingen die er van hem zijn, stammen van zoveel later dat ze als legende bestempeld moeten worden. De oudste is van een zekere Rhygyvarch; hij was een zoon van bisschop Julien van St. David's, die gestorven moet zijn tegen het einde van de 11e eeuw.

Legende
Volgens deze legendarische levensbeschrijvingen stamde David uit Hen Vynyw in Noord-Wales. Volgens de één waren zijn ouders beide karaktervolle lieden van adellijke afkomst, volgens de ander zou zijn vader, Sant, zijn moeder Non hebben overweldigd; daaruit zou David geboren zijn. Tijdens zijn geboorte zou Non met haar hand hebben geleund op een steen; de afdruk daarvan bleef in de steen bewaard. Later is op die plaats de kerk voor St. David gebouwd.

Als kind werd hij onderricht door een duif; zijn opleiding tot geestelijke ontving hij van de grote Paulinus, die nog een tijdgenoot was van koning Arthur. (Sommigen willen zelfs dat David een oom was van koning Arthur. Zij zouden in ieder geval tijdgenoten hebben kunnen zijn: koning Arthur stierf halverwege de 6e eeuw en ligt volgens de legende begraven in Glastonbury, net als David... volgens sommigen). Dit klooster zou dan ook door David zelf zijn gesticht evenals dat te Mynyw. Toen Paulinus blind werd, zou hij door David zijn genezen. Later zal David ook koning Peibio van Wales van dezelfde kwaal verlossen.

Als kluizenaar en abt leidde hij een leven van bittere gestrengheid. Hij at bijzonder weinig; wijn en bier dronk hij niet, alleen maar water. Dat was in die tijd zo opvallend dat hij de bijnaam van 'Waterman' of 'Waterdrinker' (Aquaticus) heeft gekregen. Bovendien wordt van hem verteld dat hij op veel plaatsen een nieuwe bron deed ontspringen. Soms zaten de monniken zonder wijn voor de Heilige Mis. Dan gaf de bron die hij in de buurt van het klooster had aangeboord, wijn. Hij bad de hele dag door: hardop; dan zei hij alle 150 psalmen uit zijn hoofd op en maakte kniebuigingen aan het eind van elke psalm.

Soms gebruikte hij een heilig boek. Er is een verhaal dat vertelt hoe zijn monniken inderhaast een boek buiten hadden laten liggen. Boeken waren uiterst zeldzaam en kostbaar in die tijd. Het goot op dat moment uit de hemel. Maar het boek was volkomen droog gebleven.

Hij zou ook de bisschoppenvergadering te Brevi hebben bijgewoond. Het was niet gemakkelijk geweest de nederige man daar te krijgen. Drie maal had men boodschappers gestuurd met de smeekbede dat hij toch aanwezig zou zijn. Zonder resultaat. Uiteindelijk gingen de twee belangrijkste bisschoppen erop af, Daniel en Dubricius: zij wisten hem over te halen met hen mee te gaan. Ten aanschouwen van alle aanwezige bisschoppen daalde op een goed moment een witte duif uit de hemel neer en ging op David's schouder zitten. Dat was voor iedereen toen een teken geweest dat de Heilige Geest - immers meestal voorgesteld als een blanke duif - door zijn mond tot hen sprak. Zijn leiding was dan ook zo weldadig, dat hij tot voorzitter van de bisschoppenvergadering, werd uitgeroepen: tot aartsbisschop dus. Waarschijnlijk wordt dit feit door Rhygyfarch aan het eind van de 11e eeuw met zoveel nadruk verteld, omdat er toen een competentiestrijd aan de gang was tussen de oudste bisdommen van Engeland: wie was de baas over wie? Als St. David al in de 6e eeuw aartsbisschop was geworden, kon bv. Canterbury niet menen dat het iets over Wales had te vertellen!

Later wordt het verhaal van David's bisschopswijding nog mooier gemaakt.
Op een goed moment was aan David een engel verschenen met de opdracht dat hij met twee boeders, Teilo (of Eliud; † 6e eeuw; feest 9 februari) en Padarn († a 500; feest 15 april), een pelgrimsreis naar Jerusalem moest maken. Onderweg bleek dat David over de gaven der talen beschikte, juist zoals de apostelen op Pinkstermorgen: overal waar David het evangelie van Jezus verkondigde, hoorde ieder hem spreken in zijn eigen taal. De nacht voordat het drietal in Jerusalem aankwam, kreeg de patriarch van die stad een droom; een engel kondigde David's komst aan en bezwoer de prelaat dat hij de man uit Wales hartelijk moest verwelkomen. Het schijnt dat die patriarch zo onder de indruk was van de persoon en de woorden van David dat hij hem tot aartsbisschop wijdde. In dit verhaal wordt dus niet Rome, maar Jerusalem beschouwd als de bakermat van het christendom; daar had immers Jezus geleefd en vandaar had Hij zijn leerlingen uitgestuurd over de hele wereld!

Bij zijn vertrek naar huis beloofde de patriarch aan David dat hem zeer kostbare geschenken zouden worden nagezonden: een saffieren draagaltaar, een staf, een luidklokje en een met gouddraad geweven liturgisch gewaad. Het altaar met zijn kostbare steen zou David in de kerk van Mynyw hebben laten plaatsen. Later werd beweerd dat het Glastonbury was geweest. In de 13e eeuw werd het daar nog altijd aan de pelgrims getoond. In de oorlogen van de 16e eeuw is het verloren gegaan. Later meende men het teruggevonden te hebben onder de drempel van één der kerken te Glastonbury. Maar de kostbare versiering was verdwenen. Toen rond 1800 de kardinaal van York ergens in Italië overleed, liet hij aan koning George III van Engeland een pakje bezorgen. Daar kwam een prachtige saffier uit tevoorschijn, volgens velen d& #61520; saffier van David's altaar. "Vermoedelijk is ze in de kroon van de Engelse vorst verwerkt - aldus een oude kroniek van klooster Glastonbury - tenzij ze in handen is gevallen van één der vrouwen van koning George IV..."

David had trouwens al eens eerder een klokje gekregen. Van zijn collega Gildas, die in Bretagne het beroemde klooster van Rhuys leiding gaf. Gildas was klokkengieter. Hij had het meegegeven aan een vriend met de bedoeling dat deze het aan David zou geven. Op zijn tocht passeerde deze de grot waarin een andere abt, Iltut, zich verborgen hield. Zijn monniken en vrienden hadden hem overal gezocht, maar nergens gevonden. Iltut wilde kluizenaar zijn en God in de eenzaamheid dienen. Maar zijn aandacht werd getrokken door het prachtige geluid dat het klokje gaf, toen de boodschapper op weg naar David zijn grot passeerde. Hij kwam naar buiten, sprak de voorbijganger aan en vroeg of hij drie keer het klokje mocht laten luiden. Toen informeerde hij voor wie die kostbare geschenk was. De boodschapper vertelde uitvoerig hoe hij van Gildas op weg was naar David. Tenslotte vervolgde hij zijn weg. Maar bij David gaf het klokje geen enkel geluid; wat beide mannen ook probeerden, het deed het niet. Daarop vroeg David of onderweg iemand er aangezeten had. De boodschapper vertelde van zijn ontmoeting met Iltut, hoe het klokje het toen nog deed en hoe de abt van die grot er weg van was geweest. Toen merkte David peinzend op: "Ik ben er zeker van dat Iltut het eigenlijk heel graag voor zichzelf had willen houden, maar dat hij er niets van gezegd heeft, toen hij hoorde dat het een cadeau was van Gildas aan mij. Weet je wat, ga terug naar die grot en schenk het aan Iltut." Dat deed de boodschapper. Daarna reisde hij door naar diens klooster om te vertellen wat er gebeurd was. En daar waren ze blij hun abt weer teruggevonden te hebben.

Verering & Cultuur
Oorspronkelijk werd David begraven in Mynyw, dat sindsdien St. David's heet. Maar er is een oud verhaal dat vertelt hoe zijn stoffelijk overschot naar klooster Glastonbury zou zijn vervoerd: "Tijdens de regering van koning Edgar kwam een zekere vrouwe Aelswitha in het bezit van David's relieken via een familielid van haar dat op dat moment bisschop was van St. David's. Dat was op het moment dat heel dat district in puin lag. Er woonde geen sterveling meer, behalve dan her en der verspreid een paar vrouwen. Zij bracht de relieken onder in Glastonbury."
Paus Callixtus II stond zijn verering officieel toe in 1120. Wie twee keer naar het graf van St. David was geweest had net zoveel verdiensten verworven als iemand die één keer naar Rome was geweest, waar de kopstukken van de Kerk, Petrus en Paulus begraven lagen. Verschillende Engelse koning hebben deze pelgrimstocht gemaakt, zoals Willem I en Hendrik II. David's relieken werden in 1131 overgebracht naar St. David's; dat gebeurde nog eens in 1275, en wel door Richard Carew, de toenmalige bisschop van die plaats. Hij was het ook die de kathedraal geweldig uitbreidde met behulp van de giften die bij David's graf geofferd werden.

Patronaten
Hij is patroon van Wales en mede-patroon van het beroemde klooster Glastonbury in Zuid-West-Engeland. Tevens is hij de enige van de vele honderden heiligen uit Wales die het gebracht heeft tot een plaats op de Romeinse heiligenkalender.

Afgebeeld
David wordt afgebeeld als bisschop (tabberd, mijter, staf), op een berg met een duif op zijn schouder (herinnering aan het gebeuren tijdens de vergadering van Brevi).

Shakespeare maakt al melding van de gewoonte dat op Davids feest, 1 maart, de mensen uit Wales prei (nationale symbool van Wales) en narcissen dragen. Deze bloem heet in het engels 'daffodil' of kortweg 'daffy'. De klankovereenkomst met de naam David, die ook wel vertrouwelijk wordt aangeduid met Daffy of Taffy, berust etymologisch gezien op louter toeval. De welshe vorm van David wordt vaak geschreven als Dafydd. Daar komt de bijnaam voor welshmen vandaan: 'Taffy'.
[115p:104].


Bronnen
[000; 000»Gildas:bk:32.43; 014»D.-Menevia; 016»D.-Galles; 101; 101a; 102»D.-Galles; 103»D.-Menevia; 104»D.-Gallois; 105»D.-Menevia; 106; 107/108»D.-Menevia; 110; 111a; 113; 115; 117»Devi; 119; 140»D.-Mynyw; 142jr0544; 149/1p:350; 150p:22; 193; 198p:24-30; 205; 206p:52-53; 207; 251p:29.70.90.104; 279p:80; 280p:316; 284p:110»Divi; 293p:44; 297p:403; 316p:66.75.77; Dries van den Akker s.j./2010.03.20]

© A. van den Akker s.j.

VoorwoordHoe wordt men heilige?
© AuteursrechtWoordenboek
LeeswijzerGastenboek
Bronnen