× 
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.

Sluit het venster om te blijven.

           
welkom menu contact zoeken
HeiligenkalenderHeiligen op naamPatroonheiligenHedendaagse namenMeer...
 Pater Dries van den Akker s.j., de auteur van de hagiografieën, overleed 30 oktober 2022
† 1889  Damiaan de Melaatse

Info afb.
Onder: Overweging door Damiaan

Damiaan de Melaatse (geboren Jozef de Veuster) ss.cc., Molokai; missionaris; † 1889;

Feest † 15 april & 10 mei (aankomst op Molokai in 1873).

Zie ook Beeldmeditatie: 'Geef alles weg en volg mij'l

Jozef de Veuster werd op 3 januari 1840 geboren in het Belgische plaatsje Tremelo. Op dat moment heerste er hongersnood in Vlaanderen, omdat de oogsten mislukt waren. In het gezin was hij de zevende van acht kinderen. Vanaf zijn dertiende werkte hij mee op de boerderij. In die tijd trad zijn broer August in bij de Paters van de Heilige Harten (ook wel Picpus genoemd, naar de straat in Parijs waar het moederhuis staat); hij kreeg als kloosternaam Pamfilus, meestal vertrouwelijk Pamfiel genoemd. Vijf jaar later volgde Jozef zijn voorbeeld en kreeg de kloosternaam Damianus, kortweg Damiaan. Omdat hij geen Latijn en Grieks kende diende hij als werkbroeder in Leuven. Maar in de vrije uurtjes gaf Pamfiel hem bijles zodat hij na enige tijd toch toegelaten kon worden tot de priesteropleiding. Op 7 oktober 1860 legde hij in Parijs zijn kloostergeloften af.

In 1863 besloot de Congregatie de Hawaï-eilanden als missiegebied aan te nemen. Een van de zes paters die met een aantal zusters zouden worden uitgezonden, was Pamfiel. Op het beslissende moment werd hij ernstig ziek. Onmiddellijk bood Damiaan zich aan om zijn plaats in te nemen. Zo vertrok hij vanuit Bremerhaven voor een boottocht van 148 dagen naar Honolulu. Op 21 mei 1864 ontving hij de priesterwijding op één van de Hawaï-Eilanden, Kohala.

Nu werkte hij als missionaris op het platteland van Hawaï tussen arme boeren. Dat kende hij nog van thuis. Hoewel hij moeite had met de taal, aardde hij goed bij zijn mensen met zijn vierkante, stugge boerenkarakter. Hier kwam hij voor het eerst in aanraking met de verwoestende ziekte melaatsheid, waarvoor geen geneesmiddel bestond en die op Hawaï snel om zich heen greep. De regering besloot dan ook al die mensen bijeen te brengen en in quarantaine te plaatsen op het afgelegen eiland Molokaï. Toen de bisschop vroeg of er paters waren die daar voor enige tijd wilden werken, boden zich er vier aan. Damiaan werd aangewezen om er als eerste heen te gaan. Alwat hij meenam was zijn brevier.

Vanaf 10 mei 1873 deelde hij het leven van de melaatsen. Onder uiterst moeilijke omstandigheden probeerde hij aan deze vergeten groep mensen de troost en hoop van het evangelie te brengen. Intussen had hij de aandacht van de wereldpers op zich gevestigd. Van overal stroomden giften toe. Na enige tijd liet hij de bisschop weten dat hij wilde blijven: zijn plaats was onder de melaatsen. Daar wilde God hem hebben.

Met zijn mensen, die door de buitenwereld waren afgeschreven, probeerde hij een menswaardig bestaan op te bouwen. Naast het geestelijk dienstwerk van het toedienen van de sacramenten, godsdienstles geven, zieken bezoeken enzovoort, zorgde hij ook voor de organisatie van materiële en maatschappelijke voorzieningen. Zo legde hij een eerbiedig kerkhof aan, richtte een schamel ziekenhuisje in, droeg zorg voor scholing en onderwijs, en stelde zelfs een heuse fanfare samen. Soms kwamen er medebroeders of zusters om hem te helpen. Daar was hij met zijn rechtlijnig karakter bepaald niet goed in. Ook met zijn kloosteroversten lag hij herhaaldelijk overhoop. Drie jaar voor zijn dood gaf hij aan waar hij zijn kracht vandaan haalde; hij schreef: "Zonder de aanwezigheid van onze goddelijke Meester in mijn kleine kapel zou ik nooit mijn lot aan dat van de melaatsen van Molokaï voor altijd kunnen verbinden."

In 1876 groeide bij hem het vermoeden dat hijzelf was aangetast door de melaatsheid. Gaandeweg openbaarde zich inderdaad de ziekte ook bij hem en deed zijn verwoestende werk. Na een verblijf van bijna zestien jaar stierf hij temidden van zijn mensen op 15 april 1889, nog geen vijftig jaar oud. De dag daarop werd hij begraven op het door hem zelf aangelegde kerkhof.

Verering & Cultuur

Hij wordt vereerd als 'De apostel van de melaatsen'.

In 1936 werden zijn relieken naar de Picpuskerk in Leuven overgebracht. In die stad staat er zelfs een standbeeld van hem. In april 1969 kreeg hij zelfs een standbeeld in het Kapitool te Washington, USA: De vijftigste Amerikaanse staat, Hawaï, had hem uitgekozen om de eilanden in de congreszaal te vertegenwoordigen. Op 4 juni 1995 werd hij door paus Johannes Paulus II zalig verklaard en op 11 oktober 2009 door paus Benedictus XVI heilig verklaard.


Pater Damiaan
'Bericht van boven' KRO Radio 5 zondag 11 oktober 2009

...speel bestand af...

Vandaag 11 oktober word ik in Rome heilig verklaard. Ik heb mij even uit de feestelijkheden losgemaakt om u toe te spreken.

Het is wel een hele overgang. Het grootste deel van mijn leven zat ik op het eilandje Molokai, verbanningsoord van de melaatsen. Tenslotte zelf opgevreten door de lepra, en volkomen geïsoleerd. Maar toen ik dood was liep heel België uit, de koning incluis, om mijn stoffelijk overschot naar Leuven te begeleiden. Naar het schijnt ben ik, Jozef De Veuster (in het klooster Pater Damiaan), zoon uit een eenvoudig boerengezin te Tremelo, door mijn vaderland gekozen tot grootste Belg aller tijden. Ik krijg er nog een kleur van.

Als u temidden van al die ophef dan maar niet vergeet wat mij destijds bewoog. Ik wilde Jezus navolgen. Hoewel Hij thuishoorde bij God in de hemel – en ik kan u nu verzekeren dat het daar heel goed toeven is… Hij heeft zijn hemelse zaligheid verlaten om bij ons mens te worden. Dat is toch een hele degradatie. En wat heb ik gedaan? Hoewel ik gezond was, heb ik mijn goede vaderland verlaten en ben melaatse met de melaatsen geworden. Dat stelt bij Jezus vergeleken nog niet zo veel voor.

Ik wilde de goede God zichtbaar maken. Jullie mensen kunnen God niet zien. Weet u hoe dat komt? De goede God heeft zichzelf weggegeven – letterlijk wég-gegeven. Welnu, dat heb ik ook gedaan. Mezelf weggeven. Dat heeft mij onherkenbaar gemaakt. Laat mij het u duidelijk maken met een klein voorval aan het eind van mijn leven. Ik was al lang aangetast door de lepra. Als u ooit van mij een foto hebt gezien van toen, weet u hoe die ziekte mij had toegetakeld. In mijn jonge jaren was ik een sterke jongeman geweest. Een Vlaming blakend van gezondheid. Zo had ik afscheid genomen van mijn vrienden destijds.

Maar tegen het eind van mijn leven kwam een van die vrienden van vroeger mij opzoeken op het eiland. Hij zocht mij overal. Hij moest eerst zijn walging overwinnen bij het zien van die afschuwelijk verminkte mensen. Toen ging hij op zoek, maar kon mij natuurlijk niet vinden. Van enige afstand riep hij een van de bewoners aan: “Weet u waar pater Damiaan ergens is?” “In de kerk, zeker en vast.” “Daar ben ik geweest, maar ik heb hem er niet gezien.” “Als u roept, komt hij wel te voorschijn.” Zo ging mijn oude vriend terug naar de kerk. Er waren een paar melaatsen aan het werk. Hij riep: “Is pater Damiaan hier ergens?” Ik hoorde mijn naam roepen, en stond op. Ik herkende hem onmiddellijk: “Wat doe jij hier?” Toen pas herkende híj míj. Geschrokken riep hij: “Damiaan, wat zie je eruit…”

Weet u waarom mijn goede vriend van vroeger mij niet kon zien? Ik had mijzelf weg-gegeven. En nu zag ik er anders uit dan hij dacht. Zo heb ik iets van Gods geheim in beeld gebracht. Waarom kunnen wij Hem niet zien? Hij heeft zichzelf weg-gegeven, en nu ziet Hij er anders uit dan u denkt.
Dat wou ik u ter overweging meegeven. Ik ga weer terug naar mijn feest. Misschien bent u ook wel uitgenodigd… om te laten zien dat God zich aan u heeft weg-gegeven, of aan de mensen in uw omgeving.


Bronnen
[000» bk:Farrow; 000» bk-Zuster-Veronica; Lin.1999; Dries van den Akker s.j./2004.02.13]

© A. van den Akker s.j.

VoorwoordHoe wordt men heilige?
© AuteursrechtWoordenboek
LeeswijzerGastenboek
Bronnen