× 
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.

Sluit het venster om te blijven.

           
welkom menu contact zoeken
HeiligenkalenderHeiligen op naamPatroonheiligenHedendaagse namenMeer...
 Pater Dries van den Akker s.j., de auteur van de hagiografieën, overleed 30 oktober 2022
†   MARIA van Jesse-kerk in Delft

Info afb.

Plek van de Maria-van-Jessekerk in Delft

Vooraf: deze bijdrage vertelt alleen over de Maria-van-Jessekerk, voorheen Sint-Jozefkerk. De voormalige Hippoliet aan de Voorstraat valt buiten het bestek. Toch willen we opmerken dat ook daar de Delftse katholieken grote offers voor hebben gebracht, inclusief de pijn van de afbraak, begin 70-er jaren van de 20e eeuw.

De oorsprong van de Maria-van-Jessekerk aan de Burgwal, die zoals u weet tot 1970 Sint-Jozefkerk heette, gaat terug op de schuilkerk van de paters jezuïeten uit de 17e eeuw.

Op 23 april 1573 ging het gemeentebestuur van Delft officieel over op het Calvinisme. De Oude Kerk aan de Oude Delft en de Nieuwe op het Marktveld werden overgedragen aan voorgangers van de nieuwe leer. Kloosters werden gesloten. Er werd bepaald dat de kapel van het Oude Gasthuis aan de Koornmarkt nog open mocht blijven voor de Roomse eredienst, maar daar is in de praktijk niets van terecht gekomen. Enkele maanden tevoren, in de nacht van 10 op 11 december, was de rector van het St-Agathaklooster, in Leiden vermoord. In datzelfde jaar was op 1 augustus ook de kartuizer monnik Justus van Schoonhoven op de vlucht aangehouden, overgebracht naar het gevreesde Den Briel en aldaar omgebracht, nog geen maand na de gruwelijke moord op de Negentien Martelaren van Gorkum (9 juli 1572). Priesters waren gevlucht of overgegaan naar de nieuwe leer. Kloosterlingen mochten in het beste geval als gewone burgers in hun klooster blijven wonen. Alleen het Bagijnhof bleef over als een Roomse enclave. Begijnen leggen geen gelofte van armoede af; de huizen waren hun eigendom. De verdreven pastoors van de Oude en de Nieuwe Kerk vonden dan ook onderdak ergens op het Bagijnhof.

De macht van de Calvinisten en de onderdrukking van de katholieken wordt bekrachtigd door een plakkaat van de Staten-Generaal, uitgebracht op 4 maart 1581, dat aan de schouten en baljuws gelast de deelnemers aan katholieke godsdienstoefeningen als 'verstoorders van de gemeene rust' te vervolgen. Op 20 december van datzelfde jaar bepaalde een volgend plakkaat tegen de katholieken dat alle bijeenkomsten in kerken of huizen met het doel godsdienstoefeningen te houden, verboden werden, evenals het dragen van geestelijke gewaden. Op 21 november 1584 werd eraan toegevoegd dat degene, die in de verboden samenkomsten de godsdienstoefening zou gehouden hebben, uit Holland verbannen zou worden. Op 14 juni 1587 werd de boete voor hen, die de verboden godsdienstoefening bezochten, vastgesteld op 'honderd pond van veertig grooten' en bepaald dat degenen die beboet waren, moesten betalen 'aleer sylieden in justitie gehoort sullen mogen werden'. De resolutie van 9 maart 1589 voerde de boete op tot tweehonderd gulden voor degenen in wier huizen, velden, schepen of schuiten de verboden godsdienstoefening gehouden was, en voegde er op 1 juli 1594 aan toe dat 'ieder die zich verstoutte om zich door een katholieke priester te laten hertrouwen of een kind te laten herdopen, honderd ponden zou verbeuren en degenen die erbij tegenwoordig geweest waren vijftig ponden. De personen die de oproep tot de verboden samenkomst gedaan hadden, moesten viermaal zwaarder worden beboet'". Deze laatste bepaling slaat op het instituut van de zogeheten 'klopjes'. In verreweg de meeste gevallen waren dat vrouwen die bij de mensen rondgingen om te waarschuwen op welke plaats en welk tijdstip vannacht een samenkomst gehouden zou worden. Het moge duidelijk zijn: vanuit katholiek oogpunt was Holland missiegebied geworden. Overigens werden alle gelovigen die geen calvinist waren, door soortgelijke maatregelen getroffen, zoals Lutheranen, Mennonisten enz.

Een van de weinigen die op zijn post was gebleven, was Sasbout Vosmeer. Omdat de bisschoppen verdreven waren, en er in de Noordelijke Nederlanden geen sprake meer was van enige kerkelijke organisatie, werd hij benoemd tot Apostolisch Vicaris, zaakgelastigde van de paus.

In 1592 wordt de Delftse jezuïetenpater Cornelis Duyst naar zijn geboortestad gezonden om er ondergronds missiewerk te bedrijven. Hij neemt zijn intrek bij twee tantes op het Bagijnhof. Verkleed als schipper of koopman probeert hij de uit elkaar geslagen kudde zo goed en zo kwaad als dat gaat te verzorgen. Van Middelburg en Vlissingen tot Enkhuizen en Hoorn aan toe. Pater Duyst sterft in 1612. Een jaar tevoren had hij een metgezel gekregen in de persoon van Pater Lodewijk Makeblijde, afkomstig uit het Vlaamse Poperinge. Deze krijgt onderdak bij een katholieke familie op het Noordeinde. Van daaruit beoefent hij clandestien zijn pastoraat. Aanvankelijk wordt hij door schout en schepenen opgejaagd en vervolgd. Hij is enkele malen betrapt bij het stiekem opdragen van de mis op een zolder van een brouwerij of in een melkkelder van een boerderij. Maar uiteindelijk wordt zijn aanwezigheid door de plaatselijke overheid (niet door de Calvinistische predikanten!) gedoogd in ruil voor zogeheten Recognitiegelden, die bestonden uit zeshonderd Rijnguldens per jaar. Datzelfde moeten de parochies in de omliggende dorpen opbrengen. Als er een gouden draad te vinden is doorheen de geschiedenis van de katholieken in Delft, dan is het hun offervaardigheid!

Tegen 1620 kan Pater Makeblijde met behulp van vermogende katholieken enkele huizen aan de Oude Langendijk verwerven. Dat zal wel samenhangen met het ingetreden gedoogbeleid van de overheid. In 1621 krijgt hij er een medebroeder bij, de Hagenaar Pater de Pottere. Tezamen bezoeken zij tot in de wijde omtrek katholieke families en proberen zij voormalige katholieken die tot de nieuwe leer zijn overgegaan, terug te winnen voor het ware katholieke geloof.

Al gauw blijkt dat de paters in hun huis een schuilkerkje hebben ingericht. Die plek komt bekend te staan als de Papenhoek. Hoewel ik het in de bronnen niet met even zoveel woorden kan vinden, ben ik ervan overtuigd dat het de paters zijn geweest die Sint Jozef als patroon voor hun statie hebben gekozen. Enerzijds omdat zij – net als Sint Jozef - in het verborgene hun werk verrichtten. Anderzijds omdat hun schuilkerk gelegen was recht tegenover de Nieuwe Kerk op de Markt die zij consequent aanduidden niet met St-Ursulakerk, maar met OLV-kerk. Omdat zij veel milder waren in de pastoraal dan de wereldheren verzamelden zij veel meer gelovigen in hun kerk dan het Bagijnhof.

Op 31 december 1708 worden de jezuïeten op last van de Staten-Generaal uit Holland verbannen. Een week later reeds hebben de franciscanen bezit genomen van het woonhuis annex schuilkerk. Zij zetten het pastoraat voort en vergroten het schuilkerkje. In 1815 krijgt het zelfs een torentje. Toch wordt de roep om een ruimer kerkgebouw steeds luider, temeer daar de liberale mentaliteit van godsdienstvrijheid steeds meer ingang vindt. In 1837 komt er een nieuwe kerk aan de Oude Langendijk, een zogeheten waterstaatskerk, omdat de kerkenbouw destijds viel onder het Ministerie van Waterstaat. Daar hebben de Delftse katholieken flink aan meebetaald. Maar dit gebouwtje is van het begin af aan te klein en te provisorisch gebouwd. Steeds luider klinkt de roep om een beter en waardiger kerkgebouw.

Met het aantreden van pastoor Strik in 1869 komt de zaak van een nieuwe kerk in een stroomversnelling. In een rondschrijven doet hij een oproep aan de katholieke Delvenaren: “Katholieke van Delft! Rigt uwe oogen naar hetgeen op zoo vele plaatsen van ons Vaderland in de laatste jaren is tot stand gebracht. Bijna overal ziet gij ruimer, doelmatiger en fraaijer Kerkgebouwen dan in uwe parochiën.” Hij doelt daarbij op de Neo-Gotische kerken die overal verrijzen, compleet met hoge torens die de trots weerspiegelen van de katholieke gelovigen. Weer dragen de katholieken van Delft grote sommen geld bij. Vergeten we niet dat sinds 1853 de godsdienstvrijheid officieel was hersteld. Tot die tijd waren alle niet-Calvinisten, dus ook katholieken uitgesloten van openbare ambten. De katholieke emancipatie neemt een aanvang. Men is er trots op katholiek te zijn, en dat wil men tonen. We vinden die houding terug in de hoogte van de beide torens (ruim 70 meter), die bedoeld zijn als afschaduwing van de torens van de Oude en de Nieuwe Kerk. Heel wat andersdenkende stadgenoten vonden het torenpaar, zo dicht bij de toren van de Nieuwe Kerk, een ontsiering van het stadssilhouet. In 1882 is de kerk klaar. Het zal nog tot diep in de 20e eeuw duren voor de gehele stoffering, zoals wij die nu kennen, is aangebracht. Er zal geen steen onbeschilderd, geen wand onbewerkt blijven. Alles tot meerdere eer van en liefde voor God. Een monument van het Rijke Roomse Leven in de meest ware zin van het woord.

Doordat in 1970 het parochiegebied van de Hippolytuskerk aan de Voorstraat bij dat van de Jozef werd getrokken, koos men voor een nieuwe naam: Maria-van Jessekerk. Onlangs werd ze – wederom met zeer veel steun van de Delftse katholieken - voor een enorm bedrag van top tot teen gerestaureerd. Vreemd genoeg wordt ze nog nauwelijks vermeld in de toeristische gidsen van onze stad.


© A. van den Akker s.j.

VoorwoordHoe wordt men heilige?
© AuteursrechtWoordenboek
LeeswijzerGastenboek
Bronnen