×
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.
Sluit het venster om te blijven.
Info afb. |
Lidwina (ook Lidia, Liduina, Lidwiga, Lidwine, Lidwyna, Ludwiga, Ludwina, Lydie, Lydwina of Lydwine) van Schiedam, Nederland; maagd en mystica; † 1433.
Feest † 14 april (tot Vaticanum ii: 1969) & 14 juni (sinds Vaticanum ii: 1969).
Zij werd in 1380 te Schiedam uit arme ouders geboren. In 1395 kwam zij bij het schaatsen op het ijs ten val. Dat was het begin van een ongeneeslijk en zeer pijnlijk ziekteproces. Zij at bijna niets en leefde nagenoeg alleen van de heilige communie die haar regelmatig door de kapelaan van de parochiekerk werd gebracht. Het schijnt dat zij haar pijn heldhaftig droeg en dat zij haar bezoekers vol liefde en aandacht te woord stond. Op die manier was zij een bron van inspiratie voor haar omgeving. Maar ze moest ook meemaken, dat zij als een zonderling of zelfs bedriegster werd beschouwd.
Zo logeerde op 10 oktober 1425 hertog Filips van Bourgondië in de stad Schiedam. Omdat Lidwina een beroemdheid was, gingen een aantal dienaren van de hertog in gezelschap van de plaatselijke pastoor, Jan Engel, bij haar langs. Het was na de maaltijd. Eenmaal binnen begonnen die knechten liederlijke taal uit te slaan; ze beschuldigden haar ervan dat ze een bedriegster was, dat ze net deed alsof ze streng vastte, maar intussen 's nachts stiekem at en dat ze de bijslaap van de pastoor was. De pastoor probeerde tussenbeide te komen, maar hij werd honend het huis uit gejaagd. Vervolgens staken ze een kaars aan, rukten de gordijnen van Lidwina's bedstee opzij, en begonnen aan de dekens te trekken.
Lidwina's nichtje Pieternel sprong ertussen om haar zieke tante te beschermen, maar de onverlaten smeten haar ruw opzij. Daarbij stootte zij zich pijnlijk tegen het bankje bij het altaar, dat in Lidwina's kamer stond. Haar heupen en lendenen deden zo'n pijn, dat ze vanaf dat moment tot aan haar dood enkele maanden later mank liep en zich hinkend voortbewoog.
Deze Petronilla (of Pieternel) was een dochter van Sint Lidwina's broer. Zij kwam haar tante op haar ziekbed geregeld verzorgen. Eind december, begin januari werd Pieternel ziek. Ze stierf op 14 januari 1426 's avonds om een uur of tien. Lidwina heeft nog afscheid van haar kunnen nemen.
Na haar dood herinnerde Lidwina zich een soort droomvisioen van enkele dagen tevoren. Daarin had ze gezien, hoe een stoet aartsvaders, profeten, apostelen, martelaren, belijders, maagden, priesters en leken met kruisen en brandende kaarsen de kerk van Schiedam uit waren getrokken. Ze hadden hun schreden gericht naar een huisje in de stad, haalden daar een dode op en keerden plechtig weer terug. De overledene had drie kronen: een op haar hoofd en een in elke hand.
Nu - na Pieternels dood - besefte Lidwina, dat dit visioen een voorspelling geweest moest zijn van de dood van haar nichtje. Enerzijds was Lidwina gelukkig te weten, dat ze in de eeuwige zaligheid was opgenomen. Anderzijds had ze veel verdriet over het verlies van iemand die haar steeds met zoveel liefde en zorg terzijde had gestaan en die had gedeeld in al haar geestelijke gaven.
In de twee maanden die volgden op Pieternels dood maakte ze een tijd door waarin ze het gevoel had door God verlaten te zijn.
Reeds tijdens haar leven werd Lidwina als een heilige beschouwd. Op 14 april 1433 kwam er een eind aan haar lijdensweg.
Patronaten
Zij is patrones van de zieken en van het ziekenpastoraat.
Afgebeeld
Zij wordt afgebeeld met een krans van rozen rond haar hoofd. In de ene hand een kruisbeeld en in de andere een bloesemtak.
In 1946 publiceerden Gabriël Smit (rijmpjes) & Piet Worm (prentjes) een boekje over heiligen voor kinderen: ‘Roosjes uit de Hemeltuin’; Utrecht/Antwerpen, De Fontein. Het bevat ook een rijmpje voor Sint Lidwina:
Lidwina, na uw val op ’t ijs
Begon uw weg naar ’t paradijs,
Een weg van zwaar en bitter lijden
Die uitkwam bij ’t zoetst verblijden.
Leer mij een zelfde weg te gaan
Door steeds na ’t vallen op te staan.
Over grenzen gesproken. Nee, ik ben nooit in het buitenland geweest. Wel ben ik als typisch Hollands meisje tot ver over landsgrenzen beroemd geworden. Ik wilde het met u hebben over een ander soort grenzen, de grenzen van het leven.
Laat ik mij eerst even voorstellen, dan zult u begrijpen waarom dit onderwerp mij zo na aan het hart ligt. Vandaag, 14 juni, is mijn feestdag: Lidwina van Schiedam. U kent waarschijnlijk mijn verhaal. Na een val op het ijs, toen ik vijftien was, ben ik almaar zieker geworden. Mijn lichaam werd geleidelijk aan volkomen afgebroken, tot ik op drieënvijftigjarige leeftijd stierf.
Als ik zelf de keus had gehad, zou ik dit leven nooit gekozen hebben. Maar gaandeweg heb ik er een diepe betekenis in gevonden. Het lijden zou ik nooit aan anderen gunnen of toewensen. Ik zal ook nooit zeggen dat God het wil – want volgens mij wil Hij dat helemaal niet. Hij wil dat mensen leven en gelukkig zijn. Het lijden is het werk van de vijand van het leven. Wij – in onze tijd – noemden die vijand de duivel: de kracht die kapot maakt en vernietigt.
Die kracht is een realiteit in ons bestaan, zowel in het mijne van de vijftiende eeuw, als in het uwe van de eenentwintigste eeuw. Ik heb mijn pijn destijds proberen te accepteren als een levensopgave. Ik deelde die pijn en dat lijden met vele anderen. Er zijn zoveel mensen wier leven – menselijkerwijs gesproken - nooit tot ontplooiing of voltooiing komt. Niet alleen door ziekte, maar ook door ongeluk, gebroken relaties, enfin dat rijtje kunt u zelf wel aanvullen. De vraag is: hoe blijf je in zo’n situatie als goed mens overeind? Het antwoord dat ik vond gaandeweg de vijfendertig jaar dat ik steeds machtelozer aan mijn ziekbed gekluisterd was: dat je zelfs van zo’n leven iets zinvols kunt maken. Ik wilde laten zien dat liefde en mededogen sterker zijn dan lijden en dood. Ik was een luisterend oor voor velen. In de school van de pijn heb ik luisteren en meeleven geleerd. Zo mocht ik vele anderen tot troost zijn. Dat had ik niet van mijzelf. Mijn grote voorbeeld was Jezus in het evangelie.
In jullie cultuur hoor ik heel andere geluiden. Je vindt dat je zelf mag beschikken over je leven; dat je mag vragen om euthanasie. Dat kan ik allemaal meevoelen. Dat heb je zelfs zorgvuldig wettelijk geregeld. Prima. Euthanasie komt in beeld bij ondraaglijk lijden. Ik durf te zeggen dat ik daarover mee kan praten. Vraag is: wanneer is lijden ondraaglijk? Als de omstanders mijn pijn niet meer kunnen aanzien? Of: wanneer ik – zoals jullie dat zo mooi formuleren – handelingsonbekwaam ben geworden? Met andere woorden, als ik bij alle basale levensfuncties (zoals eten, drinken, praten, poepen en piesen) op de hulp van anderen ben aangewezen…? Dat schijnt bij jullie een van de ergste dingen te zijn. Helpen wil iedereen wel. Geholpen wórden? Dan maar liever dood. Overdrijf ik? Ben ik teveel middeleeuwer om te begrijpen wat het voor jullie betekent om niet zelfredzaam te zijn?
Maar wie zich laat helpen, roept in mensen om zich heen de mooiste krachten boven. Trouwens, ik geloofde dat ieder mens per definitie op de hulp van anderen is aangewezen. Is dat bij jullie dan zó veranderd? Ik wist dat niet alleen autonomie en zelfredzaamheid, maar vele andere dingen – als geluk en gezondheid, bemind worden en zelfs beminnen - niet op de eerste plaats van ons mensen afhangen, maar dat dat alles je gegeven moet worden. En dat je er dus alleen maar naar kon verlangen, zonder ooit te weten of je tijdens dit leven ook zou krijgen wat je verhoopte. Zo niet, dan was er altijd nog een leven na. Zeg nu niet meteen dat die hoop op een hiernamaals een zoethoudertje was. Het idee. Zijn het niet juist de mensen die leven van verlangen naar betere omstandigheden, juist op het moment dat die betere omstandigheden er nog niet zijn…, zijn dat niet juist de groten uit onze geschiedenis?
Niet degenen die krijgen of degenen die grijpen en graaien veranderen onze wereld ten goede, maar degenen die weten te verlangen en te hopen. Want in dat hopen en verlangen zelf dient zich die nieuwe wereld al aan. Die verleggen de grenzen.
© A. van den Akker s.j. / A.W. Gerritsen