×
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.
Sluit het venster om te blijven.
Info afb. |
Johannes Chrysostomus, Constantinopel, Klein-Azië; bisschop, kerkvader & kerkleraar; † 407.
Feest 27 (overbrenging relieken naar Constantinopel) & 30 januari (de Drie Hiërarchen) & 13 & † 14 september & 13 november (oosterse kerk) & 15 december (bisschopswijding).
Johannes werd geboren te Antiochië, Syrië, in het jaar 347. Hij verloor als klein kind al zijn vader. Zijn moeder, Anthusa geheten, was christin; ze bracht hem de eerste beginselen van het geloof bij, maar liet hem niet dopen. Daar zou hij als volwassene zelf voor moeten kiezen.
Johannes kreeg een opleiding tot retor. Welsprekendheid was in zijn tijd misschien wel het belangrijkste vak om verder te komen in de wereld: je moest het woord kunnen voeren. Omdat hij een hoogbegaafd spreker was, vlug van begrip en glad van de tongriem gesneden, leek er voor hem een prachtige politieke carrière weggelegd. Maar tijdens zijn studies was hij gaan ontdekken dat de christelijke geloofsleer eigenlijk de enige levensbeschouwing was die iets te vertellen had over alle facetten van het leven, inclusief de kennis van het goddelijke, de zichtbare en onzichtbare wereld, de wetenschap, de vragen rond goed en kwaad en je eigen persoon.
Hij trok zich als monnik terug in de eenzaamheid om God te zoeken en beter te leren kennen. Van daaruit werd hij in 398 tegen zijn zin door patriarch Theofilus van Alexandrië († 412; feest 15 oktober) geroepen om Sint Nectarius († 397; feest 27 september) op te volgen als patriarch van Constantinopel, destijds de hoofdstad van het Oost-Romeinse Rijk. In die hoedanigheid herzag hij de Griekse liturgie en besteedde hij veel aandacht aan bijbeluitleg. Hij had een grote bewondering voor Sint Paulus. Volgens zeggen zou deze hem dan ook meermalen verschenen zijn om hem te helpen bij de interpretatie van moeilijke passages in de Heilige Schrift. Over zijn uitleg van het evangelie van Matteüs moet de grote kerkgeleerde Sint Thomas van Aquino eens gezegd hebben: 'Het bezit daarvan zou mij liever zijn dan de hele stad Parijs'.
In zijn preken en geschriften, waarvan er vele bewaard zijn gebleven, wist hij te zeggen waar het op stond. De zuiverheid van geloof en zeden ging hem boven alles. Hij joeg daarmee keizerin Eudoxia tegen zich in het harnas. Tot tweemaal toe wist zij gedaan te krijgen dat hij in ballingschap moest. Ongebroken ijverde Johannes voor de verbreiding van de christelijke geest: hij preekte, schreef, stuurde zendelingen naar delen van de wereld waar het christendom nog niet was doorgedrongen; hij deed wèl aan de armen; kortom hij was even geliefd bij zijn eigen mensen als gehaat bij zijn tegenstanders. Hij schreef o.a. drie boeken over seksuele onthouding: 'Over de maagdelijkheid', 'Aan een jonge weduwe' en 'Over het éne huwelijk'; daarnaast pastorale werken als 'Over het priesterschap' (uit 386) en 'Over ijdele roem en de opvoeding van kinderen'.
Hij stierf in 407 in ballingschap in het Armeense stadje Comana (het huidige Tokat, Noordoost-Turkije), zestig jaar oud.
Daar vond hij ook voorlopig zijn laatste rustplaats.
Joden
De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat hij tegenover de joden een onverzoenlijke houding innam. In 387 hield hij in Antiochië, Syrië, een achttal preken waarin hij de joden zo verdorven mogelijk probeert af te schilderen. Weliswaar bekleedden de joden in die dagen aanzienlijke posities. Maar de tijd dat zij de Christenen met succes het leven zuur konden maken, was - voor zover wij nu weten - in Johannes’ dagen voorbij. Wat hem bewoog om zo fel te keer te gaan?
De Christengemeenschap zelf was ernstig verdeeld over de vraag welke leer omtrent Jezus Christus de juiste was. De invloed van de Arianen bijvoorbeeld was heel groot.
Weliswaar was Jezus uit de joden voortgekomen, maar tot op de dag van Johannes weigerden zij in hem de Messias (Christus) te zien. Was dat wellicht een bedreiging voor de ware leer? We weten het niet. Maar zelfs als dat zo was, dan vormen deze preken - zeker met de kennis van nu - een beschamende zwarte bladzijde.
Verering & Cultuur
Dertig jaar na zijn dood hield zijn opvolger in Constantinopel, patriarch Proclus († 446; feest 24 oktober), een preek, waarin hij zijn leermeester en geestelijk leidsman Johannes Chrysostomus in herinnering riep. Hij zei het te betreuren dat zijn geliefde vader in ballingschap was gestorven, vervolgd omwille van de goede zaak. Tenslotte sprak hij de wens uit zijn relieken hier in de kerk te hebben in het midden van de mensen voor wie hij zijn energie en in zekere zin ook zijn leven had gegeven. De toehoorders waren enthousiast. De oude liefde voor hun vroegere bisschop was gewekt. Ook de keizer van dat moment, Theodosius Junior, deelde in het enthousiasme.
Hij gaf opdracht om het stoffelijk overschot van Johannes in Comana op te gaan halen. De legende vertelt hoe de reliekschrijn niet van zijn plaats wilde, totdat keizer Theodosius aan de gestorven Johannes een openbare brief had geschreven, waarin hij zijn spijt betuigde over het gedrag van zijn moeder, de voormalige keizerin Eudoxia; immers zij was verantwoordelijk geweest voor Johannes' ballingschap. In zijn brief smeekte de keizer Johannes dus terug te keren naar zijn oorspronkelijke standplaats, Constantinopel. De brief werd op de reliekschrijn gelegd, en vanaf dat moment was hij zo licht als een veertje. Ieder die de schrijn aanraakte, werd genezen van welke kwaal dan ook. De tocht van Comana naar Constantinopel werd een triomftocht. Bij aankomst in de hoofdstad herhaalde keizer Theodosius zijn bede om vergiffenis; het was alsof het zijn moeder zelf was die sprak door zijn mond: "Toen ik in dit tijdelijke bestaan verkeerde, heb ik u kwaad gedaan. Maar nu u leeft in eeuwigheid, bid ik u: kom mijn ziel te hulp. Mijn roem is vergaan, en ik ben alleen nog aangewezen op hulp van anderen. Help mij, vader, vanuit uw glorie. Help mij, voor het te laat is, en ik veroordeeld word voor de troon van Christus, de eeuwige Rechter."
Daarop werd de schrijn de kerk ingedragen en op de bisschopszetel geplaatst. Op dat moment weerklonken deze woorden uit zijn mond: "Vrede zij met u allen!" Dit vond plaats in het jaar 438.
In 1568 werd hij door paus Pius V uitgeroepen tot kerkleraar.
Patronaten
Hij is patroon van predikanten, kanselredenaars en bijenkwekers (vanwege zijn welsprekendheid, die vaak met honing wordt vergeleken) en van studenten.
Hij wordt aangeroepen tegen toevallen (een herinnering aan de genezingen tijdens de overbrenging van zijn reliekschrijn).
Afgebeeld
Hij wordt afgebeeld in liturgische gewaden (hij heeft veel geschreven over de heilige liturgie), met een boek, een bijenkorf (symbool voor de honingzoete woorden die uit zijn mond kwamen), met een duif (die zou bij zijn bisschopswijding vanuit den hoge neergedaald zijn en op zijn schouder zijn gaan zitten), met een engel (die zou hem herhaaldelijk verschenen zijn om hem te troosten, met name in zijn ballingschapsperiodes om hem te troosten).
In de oosterse kerk draagt Johannes naast de eretitel 'Chryso-stomos' (= 'Gulden-mond') ook nog de titel 'Gouden Trompet van de Orthodoxie'. Daar behoort hij met Athanasius de Grote, Basilius de Grote en Gregorius van Nazianze tot de vier grote Oosterse kerkvaders.
U hebt het over ‘orde scheppen’. Dat komt goed uit. Dat thema is mij zeer dierbaar. Sterker nog, het raakt mij persoonlijk. Ik leefde in de 4e eeuw en was patriarch van Constantinopel, het huidige Istanbul. Tot twee keer toe werd ik het land uitgezet door de toenmalige keizerin, omdat mijn gevoel voor orde haar niet beviel. Mijn naam is Johannes; men heeft mij de titel gegeven van ‘Chrysostomus’, in uw taal ‘Guldenmond’. Ik hield ervan gloedvol te preken.
Als kind had ik van mijn moeder een christelijke opvoeding gekregen. Mijn vader is heel vroeg gestorven; ik heb hem nauwelijks gekend. In uw ogen zou mijn moeder heel modern geweest zijn. Ze liet mij niet dopen, want - zei ze: daar moet je zelf voor kiezen als je volwassen bent. Maar vergis u niet: ze was een diepgelovige vrouw. Ze liet zien wat zo’n keuze inhield. En dat zie ik bij u veel minder. Bij u heb ik soms de indruk dat ouders zelf nergens in geloven. En nergens aan doen. Hoe kunnen de kinderen dan straks kiezen? U moet ze wel iets te kiezen meegeven. Net alsof u bij het ontbijt geen broodbeleg op tafel zet, en dan tegen de kinderen zegt: “Kies maar wat je op je brood wil.”
In mijn jonge jaren studeerde ik rechten en filosofie. Ik was op zoek naar iets wat orde zou brengen in mijn leven. Als kind had ik vol bewondering steeds toegekeken hoe mijn moeder het huis op orde hield. Alles had zijn plek. Opruimen betekende: alles terugzetten op de plek waar het thuishoorde. Zij vertelde dat ze het uit de bijbel had geleerd. Hoe God aan het begin orde had geschapen in chaos en wanorde. Door te onderscheiden en alles een eigen plek te geven. Hij scheidde licht van duister; water in de hemel van water op aarde; water van land. Hij bracht orde aan door de zon overdag te laten schijnen en de maan ’s nachts. Door de lucht te bestemmen voor vogels, water voor vissen, en land voor dieren en mensen. Dat deed ze met de dingen in huis ook, zei ze.
Als student ontdekte ik dat er maar één levensbeschouwing was die iets te vertellen had over alle facetten van het leven, inclusief de kennis van het goddelijke, de materiële én de spirituele wereld, de wetenschap, de vragen rond goed en kwaad en je eigen persoon. Dat was de leer van Christus. Gebruikte je die consequent als uitgangspunt, dan viel in je denken, doen en laten alles op zijn plaats.
Jullie in je 21e eeuw: jullie houden ervan keuzes te maken en jullie leren je kinderen zelf te kiezen. Volgens mij maken jullie jezelf gek, als je er geen kader bij geeft. Een uitgangspunt van waaruit je alles kunt bezien. Voor mij was dat Christus en zijn leer. Dat paste ik consequent toe. In mijn privéleven, maar ook in mijn preken. Dat kon de toehoorders nog wel eens schokken. U wilt natuurlijk voorbeelden. Vooruit dan. In onze dagen had je theaterspelen. Daarbij vergeleken zijn uw (overigens weerzinwekkende) seksshows en gayparades kleuterklaswerk. Een christen hoort daar niet heen te gaan. Dat zei ik in mijn preken. Sterker, ik dreigde dat ik gelovigen die erheen gingen, de toegang tot de kerk zou weigeren. Ik fulmineerde tegen graaiers en patsers. Dan riep ik: “U hebt als christen de taak deze aarde tot een afspiegeling van de hemel te maken. Dat is heel wat anders dan u te verschansen achter uw hoge muren en de rest te laten verrekken!” Of als iemand een protserig huis had laten bouwen: “Is het loon dat de arbeider krijgt voor zijn werk in verhouding met uw huis? En al diegenen die bijna helemaal niets hebben? Deert u dat niet?“ “Jezus vergelijkt zijn volgelingen steeds met schapen en lammeren. Hoe kunt u zich dan soms als vraatzuchtige wolven gedragen?” Zoals gezegd, de keizerin hield er niet van, ze noemde mij een ketter en zette mij twee keer het land uit.
Ik ben ook tijdens zo’n verblijf in ballingschap gestorven. Pijnlijk. Maar ik heb mijn geweten en mijn leven op orde gehouden. Dat was mijn geluk. Dat is het ook wat ik u vandaag op mijn feestdag van harte toewens.
© A. van den Akker s.j. / A.W. Gerritsen