×
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.
Sluit het venster om te blijven.
Info afb. |
Dionysius (ook Denis) van St-Denis bij Parijs, Frankrijk; bisschop & martelaar met Rusticus & Eleutherius; † ca 250.
Feest 9 & 16 oktober (oktaaf na Dionysius’ feestdag: Rusticus & Eleutherius).
Voor onze beschrijving van Sint Dionysius citeren we Luce Pietri in Plongereon [319]. Eigen opmerkingen zullen we er met kleine letters tussen voegen.
'Onze kennis van Dionysius steunt alleen maar op berichten, die later geschreven zijn dan de gebeurtenissen zelf. Een extra moeilijkheid is het feit, dat sommige teksten zeer lastig te dateren zijn. Op basis van die datering zijn die teksten in de loop van de geschiedenis dan ook zeer verschillend gewaardeerd.
Het eerste getuigenis vormt waarschijnlijk Het Leven van Sint Geneviève, aangenomen dat het inderdaad - zoals de schrijver zegt en zoals de meeste geschiedkundigen tegenwoordig veronderstellen - rond het jaar 520 werd samengesteld. Daarbij is het nog altijd niet duidelijk of het oudste exemplaar, de zogeheten Recensie A, niet een latere invoeging heeft meegekregen, die juist het gedeelte over Dionysius betreft.
De schrijver zegt te beschikken over een Lijdensverhaal ('Passio') van Dionysius. Hij toont ons Dionysius als de eerste bisschop van Parijs en als een martelaar zonder daaraan ook maar een historisch aanknopingspunt te verbinden. Uit zijn verhaal wordt alleen duidelijk, dat het graf van de heilige op de begraafplaats van de versterking Catuliacus reeds enige verering genoot, toen Sint Geneviève daar rond 475 een basiliek liet bouwen.
De naam van de begraafplaats is afgeleid van Catula, de vrouw, die volgens de legende Dionysius begroef (zie verderop in de legenden).
Pas tegen het eind van de 6e eeuw horen we weer nieuwe informatie. Op dat moment staat de verering van Dionysius aan het begin van een bloeiperiode. Dat kunnen we opmaken uit getuigenissen van de dichter (Venantius) Fortunatus van Poitiers († ca 610; feest 14 december) en de geschiedschrijver Gregorius van Tours († 594; feest 17 november). Beiden vieren de liturgische gedachtenis van de Parijse martelaar. Niet lang daarna, rond 600, wordt Dionysius vermeld in het exemplaar van het Martelarenboek van Hiëronymus, dat in Auxerre werd gebruikt.
Gregorius van Tours is de eerste die Dionysius situeert in een historische context. Hij maakt hem tot een van de zeven bisschoppen, die rond 250 door de paus naar Gallië werden gezonden om er het evangelie te gaan verkondigen.
Bij Gregorius van Tours lezen wij: 'In de tijd van keizer Decius (249-251) werden zeven mannen, die zojuist tot bisschop waren gewijd, naar de Galliërs gezonden. Zo horen we in de geschiedenis van de heilige martelaar Saturninus († ca 257; feest 29 november), waar we het volgende lezen: 'Zorgvuldig is bewaard gebleven hoe de stad Toulouse ten tijde van de consuls Decius en Gratus Sint Saturninus ontving als haar eerste en grootste priester.' De zeven bisschoppen werden gezonden naar de volgende zetels: bisschop Gatianus († 310; feest 18 december) naar de inwoners van Tours; bisschop Trofimus († ca 280; feest 9 december) naar de inwoners van Arles; bisschop Paulus († ca 250; feest 22 maart) naar Narbonne; bisschop Saturninus naar Toulouse; bisschop Dionysius naar de inwoners van Parijs; bisschop Stremonius (ook Austremonius; † ca 250; feest 1 november) naar de inwoners van Clermont-Ferrant en Martialis († ca 250; feest 30 juni) werd bisschop van Limoges. Van hen onderging Sint Dionysius, bisschop van Parijs, meerdere folteringen omwille van Christus' naam; hij werd om het leven gebracht door het zwaard.'
Tot zover Gregorius in zijn Geschiedenis der Franken I,30.
Zo kwam Dionysius naar Parijs. Het Martelarenboek van Hieronymus geeft de bisschop twee gezellen: de priester Eleutherius en de diaken Rusticus.
Tenslotte beschikken we over een aantal Lijdensverhalen ('Passies') van Dionysius. Op de eerste plaats het 'Gloriosae', genoemd naar het openingswoord. Hoewel er nog altijd geschiedkundigen zijn die het plaatsen in de 6e eeuw - sommigen veronderstellen zelfs dat de schrijver van het Leven van Sint Geneviève naar dit document verwijst - moet het toch van recenter datum zijn. Het 'Gloriosae' maakt van Dionysius een bisschop die leerling is van de paus Sint Clemens († 97; feest 23 november). Na met suscces in de buurt van Parijs gepreekt te hebben, wordt hij gevangen genomen en met zijn beide gezellen onthoofd. Opvallend is dat de functies van de beide gezellen zijn omgewisseld: nu is Rusticus priester en Eleutherius diaken. Een vrome vrouwe slaagt erin beslag te leggen op de lijken van de martelaren. Zij laat ze begraven in een of ander veld. Als de vervolgingen voorbij zijn, laat zij op de plek van hun graf een gedenkteken oprichten, later door de christengelovigen vervangen door een basiliek, waarbij nergens de naam van Sint Geneviève valt.
Het tweede lijdensverhaal van Dionysius, het zogeheten 'Post beatam et gloriosam', werd geschreven begin 9e eeuw en het derde door abt Hildwin van St-Denis tussen 835 en 840. Daarmee krijgt Dionysius' heiligenleven zijn definitieve vorm. Nu is Dionysius van Parijs dezelfde als Dionysius de Areopagiet, die door Paulus tijdens zijn bezoek aan Athene werd bekeerd (Handelingen 17,34). Hij wordt ook gelijkgesteld met de schrijver van een aantal mystieke werken, die overigens van veel recenter datum moeten zijn en daarom op naam staan van de zogeheten Pseudo-Dionysius. Eerst is hij bisschop van Athene. Maar als hij hoort dat Petrus en Paulus zijn gearresteerd, besluit hij hen in Rome te gaan opzoeken. Bij zijn komst blijken de twee reeds de marteldood gestorven te zijn. Nu hoort hij dat Gallië nog in de duisternis van het heidendom is gehuld. Hij vraagt aan paus Clemens toestemming om er het evangelie te preken. De bekeringen die hij in Parijs weet te bewerkstelligen, wekken de woede van Domitianus. Op last van een speciale gezant van de keizer wordt hij voor de rechter gedaagd en met zijn beide gezellen op een berg buiten de stad, de Mercuriusberg, ter dood gebracht. Sindsdien heet die berg de Martelarenberg ('Mons Martyrum' wordt Montmartre). Maar Dionysius richt zich op en met zijn hoofd in de handen loopt hij twee mijl verder tot hij stilhoudt op de plek waar hij begraven wenst te worden. Daar draagt vrouwe Catula zorg voor. Op die plek bevindt zich nu de basiliek van St-Denis.
Gaandeweg deze verschillende versies is duidelijk te zien hoe de legende zich steeds meer ontwikkelt; er komen steeds meer bijzonderheden en mensen bij, steeds preciezer plaatsaanduidingen en steeds meer wonderbaarlijke gebeurtenissen. Ook valt het op dat Dionysius steeds verder terug in de geschiedenis wordt geplaatst: voor Gregorius is hij een tijdgenoot van Saturninus; later wordt hij in verband gebracht met paus en apostelleerling Clemens en tenslotte met de apostel Paulus zelf. Daar hoeven we ons niet over te verbazen. Parijs was in de middeleeuwen zeker niet de enige Gallische stad die zich tegen elke waarschijnlijkheid in probeerde te onderscheiden door een fundament dat op de apostelen zelf teruggaat.
Wat in ieder geval overblijft is het feit dat minstens reeds in de 5e eeuw Dionysius in Parijs werd vereerd; daar bewaarden de gelovigen waarschijnlijk op goede gronden de herinnering aan zijn martelaarschap dat plaats moet hebben gevonden tijdens een van de christenvervolgingen in de tweede helft van de derde eeuw.'
[Luce Pietri in PLONGERON, Bernard (dir.) 'PIETRI, Luce & LONGèRE, Jean & AUTRAND, Françoise & FOISIL, Madeleine 'Paris. Une Histoire Religieuse des Origines à la Révolution. Tome 1' Paris, Beauchesne, 1987. Histoire des Diocèses de France 20. ISBN 2-7010-1132-9.]
Alle elementen die we in bovenstaand overzicht aantreffen komen bij elkaar in Dionysius' verhaal zoals het uiteindelijk werd opgetekend door Jacobus de Voragine († 1298; feest 13 juli) in zijn beroemde Legenda Aurea. Hieronder volgt de vertaling.
Legende
'Dionysius de Areopagiet werd bekeerd tot het geloof in Christus door de heilige apostel Paulus. Zijn bijnaam 'Areopagiet' komt van de naam van een buitenwijk van Athene, waar hij woonde: de Areopaag, dat wil zeggen 'stadswijk van Mars', want er stond een tempel waar Mars vereerd werd. Die wijk was de favoriete woonplaats der wijsgeren. Dionysius deed er aan de studie van de filosofie. Vandaar dat hij ook nog een andere bijnaam had: 'de theosoof', dat betekent 'de man die zich vooral toelegt op de kennis van God'. Hij had een collega die Apollófanes heette.
Op de dag dat Christus stierf viel er een dikke duisternis over heel de wereld, dus ook over de stad Athene. De wijsgeren konden er maar niet achter komen, welke de natuurlijke oorzaak was van dit opmerkelijke verschijnsel, want het was heel anders dan andere zonsverduisteringen. Wij merken hier nog op dat talloze getuigen bevestigen hoe wereldomvattend die plotselinge duisternis was.
Zij werd waargenomen in Griekenland, Rome en Klein-Azië.
Volgens andere bronnen verbleef Dionysius op dat moment in de Egyptische stad Heliopolis, waar zijn collega Apollofanes woonde, aldus bv. Mrs. Jameson 'Sacred and Legendary Art. Volume II containing legends of angels and archangels, the evangelists, the apostles, the doctors of the church and St. Mary Magdalene as represented in fine arts' London, Longmans & Green & Co, 1890 p.713. In dat geval wordt er gespeeld met de naam van die stad Heliopolis, want die betekent 'Zonnestad'. De legende wil dat Dionysius daar verblijft, als het zonlicht wordt verduisterd. En die stad ligt nu eenmaal in Egypte.
Geconfronteerd met dit verschijnsel zou Dionysius volgens de verhalen aan zijn landgenoten gezegd hebben: "Deze ongehoorde nacht kondigt vast en zeker de komst aan van een ongehoord nieuw licht, dat de hele wereld zal verlichten."
Op grond daarvan hadden de Atheners een nieuw altaar opgericht met het opschrift 'Aan een onbekende God'.
De legende brengt meesterlijk een aantal gegevens uit het Nieuwe Testament bij elkaar: de duisternis van Jezus' sterfdag (Markus 15,33: "Vanaf het zesde uur [= 12 uur op de middag] viel er een duisternis over het hele land, tot aan het negende uur toe.") is voor Dionysius aanleiding een nieuw licht te verwachten. Op die manier wordt hij geplaatst in de traditie van de Wijzen uit het Oosten (zie Matteus 02,01-12) die op soortgelijke wijze in Jezus' geboortenacht door de ster van Bethlehem tot het ware licht werden gebracht. Het altaar voor de onbekende God is voor Paulus de uitdaging om Christus te verkondigen aan de wijsgeren van de Areopaag te Athene (Handelingen 17,22-33). Zonder succes overigens. Dat verhaal eindigt aldus: "Toch sloten zich sommigen bij hen aan en kwamen tot het geloof, onder wie Dionysius de Areopagiet en een vrouw die Dámaris heette en nog anderen." Aldus wordt de latere Dionysius van Parijs vereenzelvigd met Dionysius de Areopagiet. Een gebruikelijk procédé in legendes. De bedoeling ervan lijkt duidelijk. Wie die van Parijs meemaakte kon niet anders dan opmerken: "Onze Dionysius is zo heilig en staat zo dicht bij het Nieuwe Testament: hij moet wel dezelfde zijn. De tijden van de het Nieuwe Testament zijn in ons midden teruggekeerd!"
Bij zijn bezoek aan Athene viel Paulus' oog op dat altaar en hij riep uit: "De God die jullie vereren zonder Hem te kennen, kom ik jullie openbaren." Daarop richtte hij zich tot Dionysius, omdat hij de knapste wijsgeer was van allemaal met de vraag wie die onbekende God wel was. Dionysius antwoordde: "Het is de enige ware God, maar Hij houdt zich voor ons verborgen; wij kennen Hem niet." Sint Paulus hernam: "Het is die God die ik jullie kom openbaren. Hij heeft hemel en aarde geschapen; Hij heeft zich bekleed met de gestalte van een mens, heeft de dood ondergaan en is opgestaan op de derde dag." Hierover bleven Dionysius en Paulus met elkaar van gedachten wisselen. Op een goed moment kwam er een blinde voorbij. Nu zei Dionysius tegen Paulus: "Als u aan deze blinde zegt dat hij in naam van uw God ziende wordt, en het gebeurt, dan bekeer ik me ogenblikkelijk tot uw geloof. Maar ik wil niet dat u één of andere geheimzinnige onnavolgbare toverformule gebruikt. Daarom zal ik u de woorden ingeven waarmee u deze blinde moet genezen in naam van uw Jezus." Paulus was bereid elke vorm van verdenking te vermijden en nodigde dus Dionysius uit hem de woorden voor te zeggen. Zij luidden aldus: "In naam van Jezus Christus, uit een maagd geboren, gekruisigd, verrezen uit de doden en opgestegen naar de hemel, geef deze man hier het gezichtsvermogen."
In feite spreekt Dionysius hier een korte geloofsbelijdenis uit. De legende suggereert drie dingen tegelijk: dat Paulus hem in de discussie deze dingen heeft voorgehouden en dat Dionysius ze op hun waarheid wil toetsen; hij neemt dus letterlijk Paulus' formulering over; tenslotte dat Dionysius eigenlijk al zonder het te weten een gelovige is. Schreef immers Paulus niet in één van zijn brieven:
"Niemand kan zeggen 'Jezus is de Heer' tenzij door de Heilige Geest." (1 Korintiërs 12,03). Dionysius is dus eigenlijk zelf ook een beetje die blinde die ernaar verlangt te zien, juist zoals hij destijds in de duisternis een nieuw licht verwachtte.
Dionysius had die woorden nog niet uitgesproken of de blinde was genezen. Nu ontving Dionysius het doopsel, tegelijk met zijn vrouw Dámaris en heel zijn huishouding.
Nu blijkt Dámaris Dionysius' vrouw te zijn; zo stond het niet in de Handelingen; de gegevens worden zo veel mogelijk met elkaar verweven.
In de drie jaren daarna bracht Sint Paulus hem de waarheden van het geloof bij. Tenslotte wijdde hij hem tot bisschop van Athene. De prediking van Dionysius was zo enthousiast en overtuigd dat hij zijn hele geboortestad tot het christelijk geloof wist te bekeren, met nog een flink stuk van de omgeving erbij.
In zijn boeken geeft hij te kennen dat Paulus hem heeft verteld wat hij had gezien toen hij tot in de derde hemel werd opgenomen.
Paulus verwijst daarnaar in zijn Tweede Brief aan de Korintiërs: "Ik ken een mens in Christus, die veertien jaar geleden, in het lichaam of buiten het lichaam, ik weet het niet, God weet het... die mens werd weggerukt naar de derde hemel." (2 Korintiërs 12,02).
Hoe dan ook wij moeten in ieder geval toegeven dat Dionysius ons helder en tot in de kleinste details weet te beschrijven hoe de machtsverhoudingen, de volmachten en dienstwerken onder de engelenkoren verdeeld zijn. Hij vertelt er zo over dat je bijna niet kunt geloven dat hij het uit de mond van een ander heeft opgetekend; je zou bijna zeggen dat hij met eigen ogen in de derde hemel moet hebben geschouwd. Daarnaast bezat hij ook de gave van de profetie. Dat bewijst ons zijn brief aan de apostel Johannes, toen deze verbannen was naar het eiland Patmos.
Daarin schreef hij: "Ik heb een goed bericht voor je, veelgeliefde broeder, want je zult bevrijd worden van je ballingschap op Patmos, en je zult kunnen terugkeren naar je eigen gebied in Azië. Daar zul je voortleven in de gedachtenis van degenen die na je komen door de manier waarop jij het voorbeeld van Christus hebt nagevolgd." Daarnaast leert hij ons ook nog in zijn boek over de namen van God, dat hij aanwezig was bij het afsterven van de Heilige Maagd.
De schrijver van de Legenda Aurea, Jacobus de Voragine, pronkt hier een beetje met zijn kennis. Hij noemt een aantal boeken op van de hand van Dionysius de Areopagiet: 1. Over de Hemelse Hiërarchie, 2. Over de Namen van God, en 3. Een bundel brieven, waarvan er een aantal gericht zijn aan de apostel Johannes.
Die boeken stammen volgens het historisch onderzoek uit de 5e eeuw, en staan tegenwoordig op naam van Pseudo-Dionysius. De schrijver van deze boeken presenteert zichzelf als de Dionysius die door de apostel Paulus werd bekeerd; hij beweert in één van zijn brieven (nr.7,2) dat hij te Heliopolis de duisternis van Christus' sterfdag heeft aanschouwd. Ook geeft hij ons te kennen, zoals de legende vertelt, dat hij bij het afsterven van Maria aanwezig geweest zou zijn tezamen met Petrus en Jakobus (Over de Goddelijke Namen 3,2). Zijn werk 'Over de Hemelse Hiërarchie' handelt over de rangorde der engelen in de hemel. Dit boek zou teruggaan op wat Paulus hem had verteld over zijn visioen in de derde hemel. Zie Berthold Altaner 'Patrologie. Leben, Schriften und Lehre der Kirchenväter' Freiburg/Basel/Wien 1960 Sechste Auflage p.238.
Eens te meer merken wij op dat de middeleeuwer er geen moeite mee heeft dit alles met elkaar in verband te brengen zonder zich te storen aan de vraag of het historisch klopt. Zijn kennis en wetenschap diende ertoe God dichterbij te brengen.
Toen hij hoorde dat Petrus en Paulus onder Nero te Rome in de gevangenis waren geworpen, benoemde hij een ander op zijn plaats en ging op weg om de twee heilige mannen te kunnen ontmoeten. Nadat zij hun ziel aan God hadden teruggegeven, stuurde paus Clemens Dionysius naar Frankrijk, en gaf hem als gezellen mee Rusticus en Eleutherius.
Historisch gesproken werd Paus Clemens I in 88 tot bisschop van Rome gewijd; hij stierf in 97. Petrus en Paulus stierven te Rome rond de jaren 64 en/of 67. Het verhaal slaat dus de pausen Linus en Cletus over, die tussen 67 en 88 Petrus' stoel te Rome hebben bezet. Onze Dionysius sterft rond het jaar 250 in Parijs. Deze aantekeningen dienen er alleen maar toe om ons voor ogen te houden dat de legende geen geschiedenis vertelt, maar een actueel evangelieverhaal. Zou er gespeeld worden met de naamsbetekenis van Clemens: 'zachtmoedige'?
Kimpel merkt op dat de namen Rusticus en Eleutherius in de Griekse mythologie eretitels waren voor de wijngod Dionysius: Rusticus = 'bij het platteland behorend' en Eleutherius = 'bevrijder'. Volgens hem moest het verhaal over drie personen gaan, omdat aldus het beeld van de Drievuldigheid werd opgeroepen.
[In: Engelbert Kirschbaum (begründet), Herausgegeben von Wolfgang Braunfels 'Lexikon der christlichen Ikonographie' Rom/Freiburg/Basel/Wien, Herder, 1990 ISBN 3-451-21806-2, Sechster Band kol.62.]
Dionysius begaf zich dus naar Parijs. Daar wist hij vele bekeringen te bewerkstelligen. Hij stichtte er een aantal kerken en wijdde een flink aantal priesters. De hemelse genade was op zeer bijzondere wijze met hem. Vaak stormde het volk na opgestookt te zijn door de afgodspriesters als één man op hem af om hem onschadelijk te maken; maar als ze dan bij hem in de buurt kwamen, voelden zij hoe al hun agressie wegvloeide. Dan waren er die zich aan zijn voeten voor hem neerwierpen, terwijl anderen met de schrik in de benen de vlucht namen.
Zo zag de duivel zijn eredienst van dag tot dag verminderen. Hij gaf daarom aan keizer Domitianus de onmenselijke gedachte in dat ieder die een christen tegen het lijf liep, deze moest dwingen om aan de goden te offeren, anders zouden hem zelf de strengste straffen te wachten staan. Het was prefect Fescennius die vanuit Rome naar Parijs gezonden werd om tegen de christenen op te treden. Toen deze prefect Dionysius aantrof juist op het moment dat hij aan het preken was voor het volk, gaf hij bevel hem te arresteren, vast te binden met de ruwst mogelijk touwen en hem aan hem voor te geleiden in zijn pretorium, tegelijk met de andere twee heiligen, Rusticus en Eleutherius.
Ook staande voor de prefect getuigden de drie onverschrokken van hun geloof,
Van zeer veel martelaren wordt verteld dat zij onverschrokken voor hun rechter(s) stonden: zij lijken daarin bij uitstek op Jezus die precies zo voor zijn aanklagers heeft gestaan. Ook bij Hem liep het uit op de marteldood.
tot er een edelvrouw kwam opdagen met de beschuldiging dat ook haar echtgenoot door deze drie verleid was. De prefect liet ogenblikkelijk die echtgenoot aan zich voorgeleiden. Maar deze bleef standvastig in zijn geloof, en werd op staande voet ter dood gebracht. De drie heilige mannen werden daarop door twaalf soldaten gegeseld, met loodzware kettingen omhangen en in de gevangenis geworpen. De volgende dag werd Dionysius geheel naakt op een rooster uitgestrekt. En temidden van de vlammen bracht hij dank aan God.
Herinnering aan de drie jongemannen in de vuuroven (zie: Daniël 03)?
Vervolgens werd hij te vreten gegeven aan de wilde beesten die apart voor dit doel geruime tijd niet gevoederd waren. Maar op het moment dat de dieren zich op hem wilden storten, maakte hij er een kruisteken over. Nu legden ze zich braaf als makke lammetjes naast hem neer.
Dit verhaal herinnert al evenzeer aan een verhaal uit het boek Daniël: Daniël in de leeuwenkuil (Daniël 06). Ook daar blijft de man Gods ongedeerd.
De prefect gaf bevel hem te kruisigen. Na tal van folteringen liet hij hem naar de andere christenen in de gevangenis terugbrengen. Terwijl Dionysius daar de mis opdroeg, verscheen hem Jezus zelf, gehuld in een fantastisch licht; Hij reikte hem een stuk brood aan met de woorden:
"Neemt en eet, mijn zoon, als teken van de dankbaarheid die velen je verschuldigd zijn."
De volgende dag ondergingen de drie heiligen weer de ene foltering na de andere tot hun hoofd werd afgeslagen met een hakbijl; dat gebeurde voor het beeld van Mercurius. Het lichaam van Dionysius richtte zich onmiddellijk weer op, nam het afgeslagen hoofd in zijn handen en wandelde onder de hoede van een engel wel twee mijlen verder, namelijk vanaf Montmartre, dat wil zeggen de Martelarenberg (Mons Martyrum) tot aan de plaats waar het stoffelijk overschot volgens eigen beschikking en door inwerking van de goddelijke voorzienigheid te rusten is gelegd; het bevindt zich er nog tot op de dag van vandaag.
Het beeld van een onthoofde die het eigen hoofd oppakt, komt in legenden meer voor. Het vormt een krachtig getuigenis voor het geloof in de verrijzenis. Want de dode wordt niet tot dit leven teruggeroepen, nee de dode handelt als dode, in trance, om zo te zeggen! Hij leeft bij God; de dood heeft geen macht meer over hem en "bij God is alles mogelijk" zoals we herhaaldelijk in de bijbel horen.
Vandaar dat alle aandacht zich richt op dat hoofd op die ongebruikelijke plaats: in de handen van de onthoofde. We horen hoe de martelaar met het hoofd in de handen naar het altaar of de kerk van de Heer loopt: zo wordt gesuggereerd dat hij zijn gaven aandraagt om ze aan de Heer aan te bieden, de gave van zijn leven. (Deze gedachte vinden wij ook bij Mrs Jameson in 'Sacred and Legendary Art. Volume II containing legends of angels and archangels, the evangelists, the apostles, the doctors of the church and St. Mary Magdalene as represented in fine arts' London, Longmans & Green & Co, 1890 pp.715-716). Merk op dat allen op de een of andere manier tot de opstanding van Christus komen.
In de kunst is dit de afbeelding bij uitstek geworden waaraan Dionysius wordt herkend .
Dionysius heeft zijn laatste rustplaats zelf uitgezocht. Op die plaats is de beroemde kerk van St-Denis verrezen in de nabijheid van Parijs. In de middeleeuwen was het klooster van St-Denis wereldberoemd.
Op hetzelfde moment weerklonk er op die plek zulk een harmonieuze engelenmuziek dat vanuit de omstanders een vrouw haar stem verhief, het was Laërtia, de vrouw van de prefect zelf:
In andere versies van dit verhaal heet zij Lactia.
[Jameson Vol.II p.715; zie noot 12]
zij riep uit dat ze voortaan christen wilde zijn. Dat kwam haar op de doodstraf door onthoofding te staan. Aldus ontving zij het doopsel van het bloed. De zoon van deze vrouw, Vibius, had in Rome onder drie keizers gediend. Toen hij in Parijs terugkeerde, liet hij zich dopen en nam de religieuze levensstaat aan.
De ongelovigen waren intussen bang dat de andere christenen de lijken van de heilige Rusticus en Eleutherius zouden komen begraven; daarom staken zij de koppen bij elkaar en kwamen tot de slotsom dat ze in de Seine gegooid moesten worden. Maar een edelvrouw
Volgens eerdere versies heette zij Catula.
nodigde de dragers van de beide lijken bij zich aan tafel. Tijdens de maaltijd wist zij de lijken weg te moffelen om ze tenslotte ergens op haar land netjes te begraven. Daar zijn ze gebleven tot de vervolgingen waren uitgewoed. Toen zijn ze bijgezet bij de heilige Dionysius. De drie heiligen ondergingen de marteldood tijdens de regering van Domitianus in het jaar 96. Dionysius was op dat moment negentig jaar oud.'
[183]
Weerspreuk(en)
'Goede brave Sint Denijs,
geef ons vuur en weinig ijs.' [131]
'Helder weer op Sint-Denies
meldt gewoonlijk een sterke vries.' [131]
'Le jour de la Saint-Denis
le vent se marie à minuit.' [213]
[Door Sint Denijs te middernacht
wordt de wind ten huwlijk gebracht]
'Pluie de la Saint-Denis,
tout l'hiver ton parapluie.'
[Met Dionisius regen
Heel de winter regen']
'Regen met Sint Denijs,
een natte winter en weinig ijs.' [213]
'Regen met Sint Denijs
voorspelt winterweer met weinig ijs.' [213]
'Regen op Sint Denijs
voorspelt een natte winter, maar weinig ijs.' [131]
'Regnets an Sankt Dionijs,
so regnets den ganzen Winter gewiß.' [213]
[Met Sint Dionysius regen:
kom je die vast een winter lang tegen]
'S'il pleut le jour de Saint-Denis,
tout l'hiver aura pluie.' [131]
[Met Sint Dionysius regen:
kom je die vast een winter lang tegen]
'Sint Denijs
geeft al wel eens ijs.' [131]
'Sint Denijs mee water
deugt ni voor de patater' [131]
'Wind en koude op Sint Denijs
brengt er de boeren van de wijs.' [131]
© A. van den Akker s.j. / A.W. Gerritsen