×
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.
Sluit het venster om te blijven.
Coloman van Elo, Ierland; kluizenaar; † 610.
Feest 12 oktober.
Al heel vroeg verliet hij zijn West-Ierse vaderland om als kluizenaar eerst een tijd te gaan wonen op een berg in de provincie Leinster en later in de provincie Ulster. Na terugkeer in zijn geboortestreek stichtte hij het klooster Lann-Elo. Voordat de grote Columkil gedwongen was om Ierland te verlaten, stond hij met hem in nauwste verbinding.
Over Coloman wordt de volgende legende verteld:
De Heilige Geest had hem rijk begiftigd met geestelijke deugden. Hij was een toonbeeld van evangelische armoede. Hij verafschuwde geld en goed dermate, dat hij geen enkel materieel bezit wilde hebben. Geschenken en allerlei andere dingen die men bij hem bracht, wees hij van de hand. Hij hield niets voor zichzelf of voor eigen gebruik. Nou ja, het enigste wat hij wel bezat was het gezelschap van drie kleine diertjes: een haan, een muis en een vlieg.
De haan diende als klok; hij moest hem 's nachts wakker maken om voor God het lofgezang te kunnen bidden. De muis en de vlieg hadden een heel speciale taak in zijn dienst. Want waar zulke diertjes voor gewone mensen altijd uitermate hinderlijk zijn, had Coloman ze in zijn geval geleerd te gehoorzamen.
De muis had namelijk als taak erop toe te zien dat de godsman niet langer sliep dan de tijd die hij tevoren had vastgesteld. Als hij dan soms, moe van het lange vasten, waken en bidden, nog graag wat langer was blijven liggen, begon de muis heel goedig aan zijn kleren te knabbelen of aan zijn oor. De godsman had er devotie in te zien hoe op die manier zelfs zo'n onschuldig schepseltje zijn steentje bijdroeg aan Gods lof en eer.
Maar ook de vlieg bekleedde een opzienbarend ambt. Want telkens als hij ophield met lezen in zijn heilige boek - of dat nu was omdat hij door iemand weggeroepen werd of dat hij zich weer even aan een andere taak moest wijden - droeg hij de vlieg op om op de bladzijde te gaan zitten waar hij gebleven was en daar niet vandaan te gaan tot hij weer terugkwam om verder te lezen. En dat deed die vlieg. Daar kon je staat op maken.
Zulke gunstbewijzen van goddelijke liefde of - zo men wil - dat op elkaar inspelen van Christus met zijn heilige: dat zijn wonderlijke zaken. Dat zal alleen ongeloofwaardig zijn voor degenen die er niet genoeg bij stilstaan hoe wonderbaarlijk God zijn lof verkondigt door middel van zijn schepselen, hoe lieflijk en verkwikkend hij werkt voor wie Hem uit de grond van hun hart liefhebben en hoe Hij het in zijn onuitsprekelijke goedheid zo ordent dat degene die afstand doet van elke vorm van menselijke hulp en ondersteuning om op die manier zo dicht mogelijk bij Hem te zijn, een beroep kan doen op de hulp van de onnozele dieren. Zo ondervinden zij in het eenvoudige de liefde van God als van een vriend, waar zij van Hem bidden en geloven dat Hij hoog verheven op zijn troon in de hemel zetelt.
Maar toen liet God het in zijn goddelijke wil en wijsheid gebeuren... (Want in een wonderbaarlijk heen en weer neemt hij vandaag weer van zijn dienaren af wat hij morgen teruggeeft; brengt Hij vandaag vreugde teweeg en morgen droefheid)... Zo gebeurde het dus dat die drie lieve diertjes doodgingen. En toen zat de dienaar Gods zonder. In zijn ergernis daarover schreef hij een forse brief aan zijn vriend en collega Columkil († 597; feest 9 juni) die op dat moment ver weg op het eiland Iona het heilige leven van een kluizenaar leidde. Naar men zegt heeft deze heilige man hem een schertsend antwoord teruggeschreven met een serieuze ondertoon: "Waar geen rijkdom is of bezit, kan ook geen verlies of schade zijn!" Het is alsof hij daarin de godsman, die immers absolute onthouding en armoede probeerde te beleven, de vraag voorhoudt hoe het dan mogelijk was dat hij in zijn hart nog vastzat aan zulke kleine, onbetekenende dingetjes en de grote belangrijke zaken uit het oog verloor.
© A. van den Akker s.j. / A.W. Gerritsen