×
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.
Sluit het venster om te blijven.
Info afb. |
ALLERHEILIGEN & ALLERZIELEN
De geloofsgemeenschap viert op 1 november het feest van Allerheiligen en de dag erna, 2 november, Allerzielen.
1 Betekenis
Met "alle heiligen" worden al die overledenen bedoeld die op aarde de goede strijd gestreden hebben, en dus - naar de vaste overtuiging van de geloofsgemeenschap - bij God in de hemel zijn opgenomen. Het betreft hier juist die heiligen die door het jaar geen eigen feestdag hebben bv. omdat hun heiligheid alleen bij God bekend was en niet bij de mensen.
Met "alle zielen" worden die overledenen bedoeld die niet rechtstreeks naar de hemel zijn gegaan, maar naar een fase die daaraan voorafgaat: het vagevuur.
2 Uitleg
2.1 Allerheiligen
Van oudsher geloven christenen dat het leven van een mens bij zijn dood niet ophoudt of wordt weggenomen, maar dat het verandert. De gestorvene komt voor God te staan om geoordeeld te worden. Wie goed heeft geleefd wordt beloond, wie slecht heeft geleefd wordt gestraft.
De beloning bestaat in de zogeheten 'zalige aanschouwing Gods'. De straf wordt vaak aangeduid - ook al door Jezus in zijn verhalen - met een "eeuwig vuur", door ons vaak "de hel" genoemd.
De woorden "hemel" en "aanschouwing Gods" enerzijds en anderzijds "hel" en "vuur" zijn beelden. Het is symbooltaal om de dingen van God enigszins voor onze mensenogen op te roepen. Zoals gezegd maakte Jezus daar ook gebruik van, als hij over beloning en straf sprak, bijvoorbeeld in zijn gelijkenissen.
We zouden diezelfde mysteries ook anders kunnen uitleggen. Een christen leeft goed, wanneer wij hij naar Jezus' voorbeeld God navolgt en zijn leven oriënteert op de Heilige Geest. In de praktijk betekent dit dat een gelovige de naastenliefde beoefent. De goeden zijn zij die de ander beminnen zoals zij zichzelf door God bemind weten. Hun beloning bestaat erin dat zij nu inderdaad op hun beurt bemind worden zoals zij anderen hebben bemind.
Gestraft wordt diegene die het aanbod van Gods liefde willens en wetens heeft afgeslagen en er uitdrukkelijk voor heeft gekozen daar juist niet van te leven.
De goeden in het hiernamaals worden in de geloofsgemeenschap aangeduid met het woord "heiligen". De dag dat die schare die niemand tellen kan, wordt gevierd, heet dan ook Allerheiligen.
We merken op dat de betekenis van het woord "heilige" sinds Paulus is verschoven. Als hij sprak over "heiligen", had hij het niet over overleden geloofsgenoten, maar over mensen die nog in leven waren en de boodschap van het Evangelie hadden aangenomen. Zij hadden het heil van Jezus herkend en aanvaard, en werden dienovereenkomstig dus "heilig" genoemd.
Vandaag de dag noemen wij alleen iemand "heilig" die overleden is en die na een langdurig onderzoek uitdrukkelijk door de Paus heilig is verklaard.
2.2 Allerzielen
In de loop van de geschiedenis is in het denken van de geloofsgemeenschap dat eenvoudige onderscheid tussen hemel en hel wat verfijnd. In de praktijk van het leven bleken er talloze mensen te sterven die enerzijds de hel niet verdienden, maar anderzijds nog niet zuiver genoeg op God gericht stonden om zijn licht in volle glorie te kunnen ontvangen. Immers wie de Liefde zelf wil ontmoeten, moet daar ook op voorbereid zijn. En soms was dat onvoldoende gebeurd tijdens het leven van de gelovige.
Men stelde zich dat uitzuiveringsproces in het hiernamaals voor als een vuur en men gaf het de naam 'Vagevuur', een vuur dat vaagt of reinigt.
3 De plaats van de doden in het leven van de Kerk
Gelovig gesproken zijn er dus drie plaatsen waar de Kerk te vinden is: in de hemel, in het vagevuur en op de aarde. Om aan te duiden dat het in feite over één grote geloofsgemeenschap gaat, spreken de gelovigen van de zegevierende kerk, de lijdende kerk en de strijdende kerk.
Sinds Jezus' opstanding uit de doden heeft er voor de geloofsgemeenschap altijd een intieme band bestaan met de overledenen: immers zij leven voor God.
3.1 De band met de heiligen in de hemel
Gelovigen kunnen de voorspraak inroepen van heiligen, en vragen of zij hun gebed kracht willen bijzetten; of zoals dat vertrouwelijk heet: een goed woordje voor ons doen bij Onze Lieve Heer. Ontelbaar zijn de verhalen waarin gelovigen vertellen hoe hun gebed werd verhoord door tussenkomst van een of andere heilige. Wil een overledene in aanmerking komen voor een officiële heiligverklaring, dan moet er ook sprake zijn van dergelijke gebedsverhoringen of zelfs wonderen die kunnen worden toegeschreven aan de bemiddeling van een vereerde heilige. Er is dus geen sprake van dat heiligen worden aanbeden: dat komt alleen aan God toe.
3.2 De band met de zielen in het vagevuur
Op grond van diezelfde geloofsovertuiging neemt de gelovige aan dat er ook een band mogelijk is met de zielen in het vagevuur. Nu zijn het vooral de gelovigen van de strijdende kerk die bidden dat het uitzuiveringsproces verhaast wordt en dat de zielen van de overledenen zo snel mogelijk verlost mogen worden.
Voor vele gelovigen heeft het als troost gefunktioneerd dat ze na de dood van een dierbaar persoon, van wie ze voelden dat de band van liefde doorging ook al was de dood ertussen gekomen, nog iets konden doen: nl. bidden voor diens welzijn en verlossing. En juist omdat het gebed uit liefde voortkwam, mocht men geloven dat het God naar zijn hart zou spreken, zodat Hij zou geven wat men vol vertrouwen vroeg.
4 Geschiedenis van de feestdag
Allerheiligen en Allerzielen staan aan het begin van de maand november. Op de eerste plaats omdat dan ook de natuur afsterft. In vele streken ziet men de hele maand november als een tijd waarin de dood centraal staat. Men zag het als een soort "liturgische herfst" die samenviel met de oogsttijd. Juist die oogsttijd herinnert aan de gelijkenissen van Jezus, waarin Gods oproep aan het einde der tijden herhaaldelijk wordt vergeleken met een oogst. En is ieders persoonlijke dood niet een soort van oproep aan het einde der tijden?
Toch hebben beide feestdagen niet altijd in deze tijd van het kerkelijk jaar gestaan.
4.1 Allerheiligen
In de oosterse kerk kende men in de eerste eeuwen het gebruik om op één bepaalde dag alle martelaren te vieren. Hun aantal was zo hoog geworden dat men ze niet meer elk persoonlijk kon vieren. Er is zo'n feest bekend uit de kerk van Edessa in het jaar 519: het viel op 13 mei. In de oostsyrische kerk viel het op de vrijdag na Pasen. Johannes Chrysostomus besloot de liturgische paaskring met het feest van Allerheiligen op de eerste zondag na Pinksteren (daar staat nu bij ons het feest van de H. Drie-eenheid).
In het westen kan men alle drie de data terugvinden voor dit feest. De belangrijkste dag schijnt lange tijd toch 13 mei geweest te zijn. Dat kwam mede door het toeval dat op die dag te Rome de kerkwijding plaats had gevonden van het Pantheon. Dit gebouw was een overblijfsel uit de heidense Romeinse tijd; het was gebouwd ter ere van alle goden. De christenen maakten er na de val van het Romeinse Rijk een kerk van ter ere van alle heilige martelaren; zij waren immers juist het slachtoffer geworden van die Romeinse goden. Welnu, de inwijding van het Pantheon had plaats gevonden op 13 mei.
Het zijn de Ierse monniken geweest die de dag der overledenen vierden op 1 november. Geen wonder, want zij leefden zeer intens naar het ritme van de natuur. Op aandringen van koning Lodewijk de Vrome heeft paus Gregorius IV in 844 het feest van Allerheiligen verplaatst van 13 mei naar 1 november.
4.2 Allerzielen
Ook de gedachtenis van Allerzielen schijnt voor het eerst in het oosten gevierd te zijn, en wel op de zaterdag voorafgaand aan de vasten. In het westen vonden we er de sporen van in de abdij van Fulda: daar werden elke maand de overledenen herdacht in een eigen liturgisch kader. Het kreeg zijn verspreiding onder invloed van de kloosterhervormingen van Cluny. Vooral abt Odilo van Cluny († 1049) schijnt zich hiervoor sterk gemaakt te hebben. Volgens sommigen was deze verbreiding veeleer te danken aan de Luikse bisschop Notger († 1008). Hoe dan ook, alle nieuwe kloosterordes, die in de loop van de Middeleeuwen ontstonden, zoals de cisterciënzers, premonstratenzers en kartuizers namen het feest op in hun liturgische kalender.
5 Gebruiken
In de dagen die voorafgaan aan Allerheiligen en Allerzielen worden de graven en kerkhoven in orde gebracht. Dit gebeurt nog steeds in het zuiden van ons land; maar bijvoorbeeld ook in België en in de Duits sprekende landen.
5.1 Allerheiligen
Van oudsher is Allerheiligen gevierd als een zondag.
Deze dag kent nauwelijks karakteristieke folkloristische gebruiken.
5.2 Allerzielen
Geheel anders ligt dat op Allerzielen.
Het is verstandig hier onderscheid te maken tussen "vroeger" - laten we zeggen tot aan het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1966) en "tegenwoordig". Juist omdat de gelovigen enerzijds de overledenen graag gedenken. Anderzijds spreekt de voorstelling van het Vagevuur op dit moment niet zo tot de verbeelding.
5.2.1 "Vroeger"
In de eerste helft van deze eeuw gingen de gelovigen 's morgen vroeg naar de kerk. De liturgische kleuren waren zwart en paars. De priester droeg drie missen op, waarvan één in ieder geval ter intentie van de zielen in het vagevuur. Dit gebruik is ingesteld door paus Benedictus XV in het jaar 1915, midden in de Eerste Wereldoorlog en ook omwille van al die doden die vielen in die Eerste Wereldoorlog.
Terwijl de priester zijn drie missen opdroeg, hadden de gelovigen ruimschoots de gelegenheid te bidden voor de zielen in het vagevuur. Zij waren zelfs in staat de verlossing van zo'n ziel te bewerkstelligen. Op de dag van Allerzielen - of in de week onder het Octaaf - moesten zij daartoe de kerk bezoeken, zeven Onze Vaders, zeven Wees Gegroeten en zeven Eer aan de vaders bidden. Dat volstond voor de verlossing van een ziel uit het vagevuur. In later tijd veronderstelde men zelfs dat men even zovele zielen kon helpen als men dit ritueel herhaalde.
Dit gebruik heet "portiunkelen", omdat het voor het eerst is gepraktiseerd in Portiuncula, een devotiekapelletje ter ere van Sint Franciscus dat gelegen is vlak bij Assisi.
Na de kerk gaat men op het kerkhof langs bij de dierbare overledenen. Daar mijmert men enkele ogenblikken. Verder staat de hele dag in het teken van ernst en bezinning.
5.2.2 "Tegenwoordig"
Tegenwoordig heeft men andere gebruiken in de kerk ontwikkeld.
De liturgische kleur is paars, soms grijs. De paaskaars brandt. Er is een eucharistieviering. Bij de gedachtenis van de overledenen brengt men alle overleden parochianen van het afgelopen jaar één voor één, naam voor naam in herinnering. Hier en daar steken de gelovigen telkens wanneer er een naam genoemd wordt, een kaarsje aan.
In België bestaat het gebruik van een soort jaarkalender; gaandeweg het jaar worden de doden op de dag van hun overlijden ingeschreven. Op Allerzielen plaatst men dat boek in het centrum van de liturgie niet als een boek van doden, maar van levenden.
Weerspreuk(en)
'De la Toussaint à l'Avent,
jamais trop de pluie ou de vent.'
[Van Allerheiligen tot adventstijd
zijn we wind en regen kwijt]
'Geeft Allerzielen zonneschijn,
dan zal het spoedig winter zijn.'
'Het laatste weer van oktober
reikt Allerheiligen de hand.'
'Na helder weer, nu sombre mist:
heeft zeker ook nog vorst in de kist.'
'Sneeuw met Allerzielen,
voorspelt een zacht voorjaar.'
[Dries van den Akker s.j./2007.10.22]
Wij zijn er zo aan gewend dat we al niet meer beter weten. Maar toen Jezus ermee kwam, was dat volkomen nieuw. Zoals Hij had nog nooit iemand gesproken. Vlak voor zijn dood had Hij tegen zijn leerlingen gezegd: “Ik ga heen naar God, mijn Vader. Ik ga er voor jullie een plaats bereiden. Eerlijk waar. Je kunt me geloven. Als het niet zo was, had ik het je eerlijk gezegd. Dat weet je.”
Dat Jezus geloofde in een leven na de dood, hoorde je wel meer in zijn tijd. Al waren de gelovigen het ook daar niet echt over eens. Maar dat je dan bij God terecht zou komen… Waar haalde Hij dat idee vandaan? Daar was nog nooit iemand opgekomen. En nog gekker, te menen dat zijn leerlingen na de dood daar ook terecht zouden komen. Dat was een stelletje ongeregeld. Je sloot je immers alleen maar bij Jezus aan, als je nergens anders terecht kon. Nee, als deze kerels zich niet aan Jezus hadden vastgehouden, hadden ze van de toenmalige priesters te horen gekregen dat ze zelfs de tempel niet mochten naderen, omdat ze in Gods ogen te vies waren om aan te pakken. Onrein. Wegwezen. Alleen Jezus zei zulke dingen niet!
Die priesters hadden wel een beetje gelijk. Want wat er allemaal bij die Jezus tussen zat. Iemand die vroeger terrorist was geweest en aanslagen pleegde op Romeinen. Een ander die juist in dienst van de Romeinen (te veel!) belasting had opgehaald. Hoe die twee alleen al met elkaar om zijn gegaan…? Waarschijnlijk heeft Jezus daar steeds tussen gelopen. Er waren er twee die het liefst alle mensen die zich niet naar hun zin gedroegen, van de aardbodem wilde verdelgen. Lekker stelletje. En die zouden na de dood bij God terecht kunnen komen? Lamenie lachen.
De apostel Paulus noemde ieder die zich aan Jezus vasthield ’heilige’, ook nog levende gelovigen. Later werd dat woord alleen gebruikt voor gelovigen die in leven en sterven zozeer op Jezus hadden geleken, dat niemand eraan kon twijfelen: die móeten wel bij Jezus in de hemel terecht gekomen zijn. Er zijn officiële lijsten van kerkelijk erkende heiligen. Maar er zijn ontelbaar meer overledenen die niet op een officiële lijst staan, van wie niemand eraan twijfelt dat ze bij God zijn opgenomen. Misschien heb jij er in je omgeving zelf wel gekend.
© A. van den Akker s.j. / A.W. Gerritsen