×
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.
Sluit het venster om te blijven.
Info afb. |
Paula van Bethlehem (ook Romana), Palestina; weduwe; † 404.
Feest 26 januari.
Zij werd op 5 mei 347 geboren en was afkomstig uit een aanzienlijke Romeinse familie. Uit haar huwelijk met Toxotius, een man uit de leidinggevende klasse, kreeg zij vijf kinderen, van wie er twee later ook heilig zouden worden: Eustochium († 420; feest 28 september) en Blesilla († 381; feest 22 januari). Op haar 33e was ze al weduwe. Mede op aanraden van de heilige kerkvader Hiëronymus besloot ze haar leven verder in dienst van God te stellen en zich aan te sluiten bij een andere weduwvrouw, Marcella geheten († 410; feest 31 januari).
Ze leidde een streng leven van vasten en gebed. In haar woonhuis begon ze een soort vrouwenklooster. Toen Hiëronymus Rome moest verlaten, vergezelde zij hem naar Palestina: 385. Na een rondgang langs de heilige plaatsen, vormde zij in 386 te Bethelehem een kloostergemeenschap, waar mannen en vrouwen terecht konden die hun leven in dienst van God wilden stellen. Twintig jaar stond zij hier aan het hoofd. Ze runde ook het pelgrimshuis dat ernaast lag.
Zo horen we terloops van haar in het verhaal over de heilige Martinianus van Cesarea († 398; feest 13 februari).
Van jongs af aan verlangde Martinianus naar het volmaakte leven. Op achttienjarige leeftijd trok hij de woestijnachtige omgeving van zijn stad in en leidde daar een leven van gebed en versterving. Geleidelijk aan kwamen ook mensen om zijn gebed vragen, temeer daar hij de gave van wondermacht scheen te bezitten. Zich bewust van zijn zwakheid ontving hij nooit een vrouw alleen bij zich.
In de stad was hij het gesprek van de dag. Eén van de lichte vrouwen was benieuwd of het nu allemaal wel waar was wat er verteld werd. Zij wachtte tot het slecht weer was, verkleedde zich als arme, oude vrouw en klopte bij Martinianus aan, zeggend dat zij verdwaald was en bij nacht en ontij de weg naar de stad niet kon terugvinden. En of zij nu geen onderdak kon krijgen.
Martinianus had medelijden met haar, liet haar binnen, gaf haar te eten en ging zelf naar buiten om de nacht in gebed door te brengen. Maar toen hij de volgende morgen zijn hut binnenstapte, kwam hij geschrokken tot de ontdekking dat er een prachtige jonge vrouw voor hem stond, die kennelijk geen enkele andere bedoeling had dan hem te verleiden. Hij was volkomen van zijn stuk gebracht; in gedachten was hij al voor haar bezweken. Daarom ging hij naar buiten om te zien of er langs de berghelling niet iemand naar hem onderweg was.
De ochtendkoelte bracht hem weer tot zichzelf. Dat was Gods genade. En hij begreep dat hij toegaf aan een duivelse list. Met blote voeten stapte hij in het vuur dat hij tevoren had aangemaakt, tot de gloeiende pijn hem dwong er weer uit te stappen. En hij riep tot zichzelf: "Als je dit tijdelijke vuurtje niet eens kan verdragen, hoe dacht je dan straks de pijnen van het ééuwige vuur aan te kunnen?"
Toen de vrouw zag hoeveel geweld hij zichzelf aandeed voor een zonde die hij alleen nog maar in gedachte had begaan, kwam ze tot inkeer en ze vroeg hem om vergeving: "Wat moet ik nu verder met mijn leven doen?" Martinianus keerde zich in tot gebed en stuurde haar naar de heilige Paula die in het klooster bij Bethlehem woonde. Daar leefde zij onder de naam Zoë nog twaalf jaar vol berouw en in strenge onthouding, totdat zij stierf als een heilige († begin 5e eeuw; feest 13 februari).
Na Paula's dood schreef Hiëronymus een levensbeschrijving van haar.
© A. van den Akker s.j. / A.W. Gerritsen