×
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.
Sluit het venster om te blijven.
Info afb. |
Germanus van Granfelden (ook van Grandis Vallis, van Grandval, van Grandvillers of van Münsterthal) osb, Zwitserland; abt & martelaar tezamen met zijn prior Randoald (ook Randolt); † 675.
Feest 21 februari.
Op het moment dat Germanus tezamen met zijn prior Randoald de marteldood stierf, was hij abt van klooster Granfelden in de Zwitserse Jura. Zijn levensbeschrijving danken we aan een van de monniken van zijn klooster, Bobolenus. Hij ontleende zijn gegevens met name aan twee monniken, die Germanus nog persoonlijk hadden gekend: Chadoald en Aridius.
Germanus werd geboren in een adellijke familie te Trier. Hij had nog twee broers, Optomardus en Numerianus; zijn vader heette Optardus. Hij kreeg zijn opleiding bij de heilige bisschop Modoald van Trier († ca 648; feest 12 mei). Aanvankelijk trok hij zich terug als kluizenaar op de heilige Berg (Remiremont) in Lotharingen. Daar voegde hij zich bij Arnulfus, de voormalige bisschop van Metz († 641; feest 18 juli).
In 641 trad hij in bij de monniken van Luxeuil; dit klooster was enige jaren tevoren gesticht door de beroemde Ierse zwerfmonnik en abt Columbanus († 615; feest 23 november). Hij was opgevolgd door Eustasius († ca 629; feest 29 maart). Bij Germanus' komst had Walbert († ca 670; feest 2 mei) de leiding van het klooster; hij was intussen alweer de derde abt en was als zodanig betrokken bij de stichting van klooster Granfelden door hertog Gondwin.
Granfelden is een verbastering van Grandis Vallis en betekent 'Groot Dal'; het lag niet ver van Basel. Walbert vroeg Germanus of hij de eerste abt wilde worden van het nieuwe klooster. Gondwin werd opgevolgd door ene Bonifatius, over wie we verder niets te horen krijgen. Maar hij werd op zijn beurt opgevolgd door een hertog die met verschillende namen wordt aangeduid: Adelrik, Chatarik, Athic, Atticho of Etticho.
Deze Atticho had zich door zijn boosaardig karakter veel vijanden gemaakt. Dat bleek onder meer uit het feit, dat hij van zijn onderdanen steeds meer opbrengst van het land begon te eisen. Voor de kerkelijke goederen op zijn grondgebied maakte hij geen uitzondering. Toen de bewoners begonnen te protesteren tegen zijn onderdrukkende maatregelen, verweet hij hen dat ze ook al tijdens zijn voorgangers zo opstandig geweest waren. En als ze niet wilden horen, moesten ze maar voelen. Hij huurde oorlogzuchtige Alamannen in om zijn terreur kracht bij te zetten. Dit alles liep uit op een gewapend treffen. Hij dreef de inlanders samen in een bergkom waaruit geen ontsnappen mogelijk was en maakte zich klaar voor de beslissende slag.
Intussen was dit alles abt Germanus ter ore gekomen. Tezamen met zijn prior Randoald ging hij erop uit om Atticho tegen te houden. Hij hulde zich in een officieel priesterlijk gewaad, en gebruikte een stok om niet van de smalle, zich hoog langs de bergen slingerende, stenige paadjes naar beneden te glijden. Randoald droeg een prachtige reliekschrijn met de stoffelijke resten van de kloosterpatroonheiligen. Zo hoopten zij indruk te kunnen maken en de vechtersbazen tot inkeer te brengen. Zij volgden het moeilijk begaanbare pad langs de Birse. Maar toen ze eenmaal op het slagveld aankwamen, waren de ingehuurde Alamannen helemaal niet onder de indruk. Ze maakten de beide geestelijken belachelijk, molesteerden ze en gooiden ze op de grond. Nogal toegetakeld verschenen ze uiteindelijk voor Atticho, die hen ontving in de Sint-Mauritiusbasiliek van Courtetelle. Germanus bleek niet in het minst uit het veld geslagen door de vernederingen van daarnet.
Met priemende wijsvinger en strenge stem sprak hij de hertog toe:
"Weet u wat u bent? Een vijand van God en van de waarheid! Dat durft onschuldige christenmensen aan te vallen. En dat u het door mij gebouwde klooster naar de bliksem helpt, schijnt u ook al niets te doen!"
De hertog deed net alsof hij in zichzelf keerde en tot betere gedachten kwam. Hij beloofde de aangerichte schade te herstellen en stak zelfs zijn hand uit om zijn belofte te bezegelen. Maar de abt wist wel wat voor vlees hij in de kuip had; hij negeerde de hand, waar zoveel bloed aan kleefde. Daarop verliet Atticho het kerkgebouw en koelde zijn woede op de arme woninkjes van de mensen in het dal: hij liet ze allemaal platbranden. Op de drempel van de kerk zag Germanus toe met tranen in de ogen. Hij strekte zijn armen ten hemel en bad:
"Heer, zie toch wat die barbaren aanrichten. Kom ons te hulp!"
Daarop maakte hij aanstalten om met Randoald terug te keren naar zijn klooster. Maar een horde soldaten kwam hem achterop. Vriendelijk probeerde hij hun toe te spreken:
"Kindertjes, maak je toch niet schuldig aan zo'n grote zonde jegens het christenvolk."
Maar de onverlaten wierpen zich op de beide geestelijken en kleedden hen tot op het blote lijf uit. In de chaos riep Germanus Rodoald toe:
"Blijf kalm, broeder, we ontvangen het loon voor onze goede werken." Terwijl hij een gebed uitsprak werd hij met een lans doorstoken. Randoald ook.
Ze kregen een glorieuze begrafenis. Tegenwoordig rusten hun relieken in Delsberg (ook Delémont geheten) bij Basel.
Afgebeeld
Germanus wordt afgebeeld met een lans.
Naar het schijnt is die hertog Atticho niemand anders dan de vader van de heilige Odilia van Hohenburg († ca 720; feest 13 december)!
© A. van den Akker s.j. / A.W. Gerritsen