×
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.
Sluit het venster om te blijven.
Info afb. |
Albinus (ook Aubin) van Angers, Frankrijk; 9e bisschop; † 550.
Feest 1 & 2 maart.
Saint Aubin werd in 469 geboren te Vannes, Bretagne. Zijn ouders waren van Angelsaksische afkomst. Nog als jongen trad hij toe tot het klooster Cincillac, ook wel genoemd Tintillane; dit lag in de omgeving van Angers. Op vijfendertigjarige leeftijd werd hij tot abt gekozen. Deze functie zou hij vijfentwintig jaar lang op inspirerende wijze hebben bekleed. Vervolgens werd hij in 529 door de bevolking van de stad gevraagd hun bisschop te worden. Ondanks zijn verweer wisten ze hem zover te krijgen. Hij werd gewijd in het bijzijn van de bisschoppen Lô van Coutances († 568; feest 22 september), Victor II van Le Mans en Marcus van Nantes († 6e eeuw; feest 25 december). Zijn liefdadigheid, zijn verstorven levenswijze en de wonderen die hij wist te verrichten, waren toen al wijd en zijn bekend. Ieder herinnerde zich nog hoe hij vanuit zijn geloof dat de mens in wezen goed is, gevangenen uit hun kerkers had bevrijd. In ruil daarvoor moesten zij zweren bij de heilige Maurille (of Maurilius: † 437; feest 13 september), de populaire heilige bisschop van Angers uit vroeger eeuwen, hun leven te beteren en niet meer te zondigen.
Hij was bevriend met Sint Mélaine, bisschop van Rennes († 530; feest 6 november) en stond op goede voet met koning Childebert († 558). Reeds tijdens zijn leven werd Aubin al beschouwd als een heilige. Dat wordt onderstreept door de wonderverhalen die over hem de ronde deden. Zo zou hij een meisje van adellijke afkomst te hulp zijn geschoten, toen zij vanwege haar uitzonderlijke schoonheid de begeerte van koning Childebert had gewekt en deze haar had laten opsluiten. Etheria heette zij. Zij was afkomstig uit het plaatsje Douillé vlakbij Angers. Albinus ging er meteen op af en sommeerde dat zij onmiddellijk in vrijheid moest worden gesteld. Een van de soldaten verzette zich daartegen en begon ontzettend tegen de man Gods te vloeken. Maar hij hoefde de onverlaat slechts in zijn gezicht te blazen of die viel onmiddellijk dood neer.
De verteller wil hiermee onderstrepen dat de heilige zo vervuld was van Gods kracht dat hij zelfs kon beschikken over leven en dood van zijn tegenstrevers. Toch is dit een bedenkelijke legende. Uit het evangelie weten we dat God niet uit is op de dood of zelfs de doodstraf van zondaars, maar op hun bekering ten leven.
De koning zelf was intussen zo geschrokken van deze dingen dat hij van Etheria afzag, echter wel een geldelijke vergoeding eiste. Die betaalde de bisschop uit eigen zak.
Bij een andere gelegenheid werd hem een gestorven jongetje voor de voeten gelegd. Volgens sommigen heette hij Alabaudus; anderen zeggen Malabodus. Op zijn gebed bracht Albinus hem tot het keven terug.
In het maatschappelijke leven was hij vooral actief op regionale bisschoppenconferenties die allerhande kwesties moesten oplossen. Zo toonde Aubin zich tijdens het concilie van Orléans in 541 onbuigzaam op het stuk van de incest. In die tijd was het bepaald niet ongebruikelijk dat hogere heren een huwelijk aangingen met hun zus of dochter; ook moeders van adel trouwden niet zelden met hun bloedeigen zoon: dat had vooral te maken met het feit dat men dan de bezittingen niet hoefde op te delen en in één hand bleven. Uit angst voor mogelijke represailles zwegen de meeste bisschoppen hierover, maar Aubin klaagde deze misstand aan. Het deed de mensen kwaad. Aan zijn omgeving vertrouwde hij eens toe dat het waarschijnlijk met hem net zo zou aflopen als met Johannes de Doper; over hem immers vertelt het evangelie dat hij deze zelfde misstand aanklaagde bij koning Herodes en dat hem dat de kop kostte; letterlijk (Markus 06,14-29). Maar intussen wist hij door zijn moed te bewerken dat de Gallische bisschoppen incest officieel als een kwaad bestempelden dat, wanneer men zich eraan bezondigde, automatische excommunicatie uit de geloofsgemeenschap met zich meebracht.
Hij stierf op 1 maart 550 en werd op last van koning Childebert zeven jaar later bijgezet in een basiliek die speciaal voor dit doel was gebouwd. Deze vormde de basis van een bloeiend klooster dat naar hem werd genoemd, Saint-Aubin.
In zijn boekje De Glorie van de Belijders schrijft Sint Gregorius van Tours († 594; feest 17 november):
‘Onlangs heeft de priester Fortunatus (= Venantius Fortunatus: † 610; feest 14 december) een boek geschreven over het leven van de belijder Albinus. Daarin toont hij aan dat deze door de genade van zijn verdiensten wonderen bewerkt op zijn graf. Toen zijn feestdag aanbrak, werd er een lamme man, zonder enige macht in zijn ledematen, op een wagentje de kerk in gereden tot voor het venster in de apsis; daar lag het heilig gebeente begraven. Hij viel in slaap en zag een man naar zich toe komen die hem zei: “Hoe lang slaap je al? Of wil je niet genezen worden?” De verlamde man antwoordde: “Ik wou dat ik het verdiende genezen te worden.” De man zei: “Als je de klok hoort luiden voor het gebed van de terts (= negen uur in de morgen), moet je onmiddellijk opstaan en de kerk binnengaan waar je naartoe bent gekomen. Want op dat uur zal de gezegende Martinus († 397; feest 11 november) de kerk binnenkomen in gezelschap van Albinus. Na een kort gebed gaat hij dan door naar zijn feest in Tours.
Werd Sint Maarten in het middeleeuwse Tours ook gevierd op een dag in het voorjaar?
Als je daar op dat moment bent, zul je genezen worden.” De man aarzelde niet en naderde tot Sint Albinus’ tombe, zodra de klok klonk. Toen de monniken een Lofzang uit de psalmen van David begonnen te zingen werd de kerk van Sint Albinus vervuld van een zoete geur. De voeten van de man kregen kracht en hij stond op, genezen en wel. De hele omgeving waar de heilige wordt vereerd verzekert dat velen – dus niet een paar – hiervan getuigen waren. Ook een vrouw uit het dorpje Crû, die van haar geboorte af blind was, riep de naam van Sint Albinus aan en kreeg op zijn feestdag haar gezichtsvermogen terug.’
[GTC.1988p:98]
Verder wordt van hem verteld dat hij de Bretonse stad Guérande te hulp kwam, toen ze door de vikingen werd bedreigd. Hij verscheen aan de hemel als een strijder te paard en joeg de vijand zoveel schrik aan dat ze op de vlucht sloegen. Sindsdien is hij de patroonheilige van de stad.
Afgebeeld
Hij wordt afgebeeld als bisschop (mijter, staf, tabberd), met slachtoffers van bezetenheid aan zijn voeten.
© A. van den Akker s.j. / A.W. Gerritsen