×
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.
Sluit het venster om te blijven.
Info afb. |
Benedictus de Moor (ook van Palermo, van San-Filadelfo of de Zwarte) ofm.obs., Palermo, Sicilië, Italië; kluizenaar; † 1589.
Feest 3 & 4 april.
Benedictus werd rond het jaar 1526 geboren in het dorpje San-Filadelfo (= tegenwoordig het waarschijnlijk naar hem genoemde plaatsje San-Fratello) op het Italiaanse eiland Sicilië. Zijn ouders waren christen: zijn vader heette Christoforus Manassère en zijn moeder Diane Lercan; ze waren slaven, afkomstig uit Ethiopië. Vandaar de bijnaam van Benedictus: 'de Moor' of 'de Zwarte'. Om te vermijden dat hun kinderen in slavernij geboren zouden worden, leefden zij samen als broer en zus. Maar toen hun meester beloofde, dat hij hun eerste kind de vrijheid zou geven, werd Benedictus geboren. Zij gaven hem een diep christelijke opvoeding mee.
Van enige scholing was geen sprake, want al vroeg moest hij de schapen hoeden, die aan de zorgen van zijn vader waren toevertrouwd. Op het veld bracht hij vele uren in gebed door. Juist omdat hij geen enekele menselijke kennis bezat, ging hij in de grootste eenvoud om met God. Voldoende reden voor zijn leeftijdgenootjes om hem vreemd te vinden en dat door allerlei pesterijtjes flink te laten merken. Op zulke momenten trok hij zich nog meer terug in de eenzaamheid, want die was hem het liefste.
Toen hij voldoende verdiensten bij elkaar had gespaard, wilde hij een eigen bestaan opbouwen. Hij kost een span ossen en was gelukkig met zijn dagelijks werk. Zo was hij intussen eenentwintig geworden.
In de omgeving van San-Filadelfo woonde een eenzame kluizenaar, Gerolamo Lanza. Aanvankelijk was hij getrouwd geweest. Maar met toestemming van zijn vrouw had hij alle overbodige goederen verkocht en was in de eenzaamheid gaan wonen om het leven van de woestijnvaders na te volgen. Op een dag had hij gezien hoe de zwarte Benedictus werd getreiterd door zijn dorpsgenoten. Hij was hem gaan opzoeken in zijn hutje en had eenvoudig gevraagd:
"Wat doe jij hier nog, Benedictus? Verkoop je ossen en kom bij mij in de eenzaamheid wonen."
Het was voor Benedictus alsof deze uitnodiging van God zelf kwam. Hij verkocht zijn beesten met pijn in het hart, want hij had er zo zuinig voor gespaard en zij waren een stuk van zijn leven geworden. De opbrengst ervan gaf hij weg aan de armen. Vanaf dat moment wijdde hij zich vol overgave toe aan Christus. Getweeën leidden de heilige mannen hun leven van boete, versterving en gebed. Zij kleedden zich in lompen; ze aten één keer per dag wat kruiden en dronken niets anders dan water. De plek waar zij woonden stond bekend als Santa-Dominga. Spoedig kwamen er andere jongemannen uit de omgeving die zich bij Benedictus aansloten. Ze leefden als kluizenaar en observanten volgens de regel van Sint Franciscus. De mensen stroomden toe om raad en troost. Dat werd tenslotte zo erg, dat ze zich genoodzaakt zagen zich nog verder in de eenzaamheid terug te trekken. Eerst vestigden zij zich bij het dorpje Nazzara en acht jaar later in het ijzig koude Mancusa, hoog op de berg. Zij deelden daar de grotten met de wolven. Maar toen Benedictus eens een wonder had verricht, werd de toeloop van troost- en sensatiezoekers zo groot, dat ze nogmaals verder moesten trekken.
Vanaf dat moment woonden ze op de Monte Pellegrino nog geen mijl verwijderd van de stad Palermo. Van rotsblokken bouwden ze er armzalige hutten als woninkjes. Maar voor een kapel hadden ze de middelen niet. De onderkoning van Sicilië kwam hun te hulp. Hij bouwde niet alleen een kapel, maar liet ook een waterreservoir aanleggen.
Benedictus is ook nog enige tijd gardiaan geweest. Dat duurde tot 1562. Toen gaf paus Pius IV het verlangen te kennen dat zij zich officieel zouden aansluiten bij de Orde van de Franciscanen. Zo kwam Benedictus achtereenvolgens in verschillende kloosters terecht. Tenslotte bleef hij wonen in het Mariaklooster vlakbij Palermo. Daar maakte men hem keukenbroeder. Hij vervulde die functie in de grootste eenvoud. Er doen over hem verschillende verhalen de ronde.
Eens was al het eten op in het klooster. Omdat het buiten flink sneeuwde, was het onmogelijk om uit bedelen te gaan. Benedictus zei tot de broeder die hem hielp in de keuken, dat ze alle voorraadkruiken vol sneeuwwater moesten doen. Vervolgens keerden zij zich in tot gebed. De hele nacht. Bij het krieken van de dag bleek, dat de kruiken vol zaten met levende vissen. Genoeg voor de hele gemeenschap om een aantal dagen van te leven.
Een ander verhaal vertelt, dat hij op een kerstfeest zo in zijn gebed verzonken was geraakt, dat het eten koken er helemaal bij was ingeschoten. En dat terwijl de aartsbisschop van Palermo op het kerstdiner was uitgenodigd. Toen iedereen aan tafel ging, bleek er een overvloed aan spijzen te zijn. Niemand heeft er iets van gemerkt...
Tot zijn grote verdriet werd hij in 1578 tot gardiaan benoemd. Dat was des te pijnlijker, omdat hij altijd een eenvoudige leek was geweest. En in zijn nieuwe functie zou hij gehoorzaamheid moeten vragen van priesters. Dat ging zijn bevattingsvermogen te boven. Vandaar dat hij op uiterst delicate en bescheiden wijze leiding gaf. Bij alles wat hij van anderen vroeg, zette hij zichzelf op de laatste plaats. Geen wonder, dat zijn huisgenoten hem op handen droegen. Maar doordat hij ieder die aanbelde bij het klooster met liefde en vriendelijkheid te woord stond, was hij ook bij de bevolking in de buurt razend populair. Dat bleek, toen hij eens deel moest nemen aan een overstenvergadering in Girgenti. Met moeite wist hij door het gedrang heen te komen: ieder wilde hem aanraken; ieder wilde zijn persoonlijke zegen. Tenslotte besloot hij alleen nog 's nachts te reizen.
Nadat zijn termijn verlopen was, maakte men hem tot plaatsvervangend overste en vervolgens novicemeester. Zijn wijsheid en kennis oogstten de grootste bewondering, en dat terwijl hijzelf niet eens lezen en schrijven kon! Uiteindelijk mocht hij terugkeren naar zijn geliefde plekje in de keuken.
In de loop van februari van het jaar 1589 werd hij ziek. Op zijn ziekbed zou hij zijn bezocht door Sint Ursula, want voor haar had hij zijn hele leven een grote devotie gehad. Hij stierf op 4 april 1589.
Na zijn dood stroomden de pelgrims naar zijn graf om - net als tijdens zijn leven - zijn voorspraak te vragen bij God in al hun noden.
Patronaten
Sinds 1652 is hij medepatroon van de stad Palermo.
Hij werd in 1807 heilig verklaard.
© A. van den Akker s.j. / A.W. Gerritsen