×
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.
Sluit het venster om te blijven.
Chulda (ook Golda, Holda of Hulda) van Jeruzalem; profetes; † 1e helft 7e eeuw vóór Christus.
Feest 10 april.
Zij leefde ten tijde van koning Josias (639-609 vóór Christus) en oefende klaarblijkelijk het ambt uit van profetes. Toen bij de verbouwing van de tempel de lang vergeten wetsrollen van Mozes te voorschijn kwamen, werden ze aan de koning voorgelezen. Deze sloeg de schrik om het hart, hij scheurde zijn kleren en droeg Chilkia, de hogepriester, op JHWH te raadplegen. “Want zo zei hij JHWH moet tegen ons wel in hevige toorn ontbrand zijn, aangezien onze vaderen niet geluisterd hebben naar de woorden van dit boek en niet gehandeld hebben naar alles wat erin geschreven staat.” Zo wendden zij zich dus tot de profetes Chulda die in de toenmalige nieuwe wijk van Jeruzalem woonde:
14 De priester Chilkia ging dus met Achikam, Akbor, Safan en Asaja naar de profetes Chulda, de vrouw van de beheerder van de priestergewaden, Sallum, de zoon van Tikwa, de zoon van Charchas; zij woonde in Jeruzalem, in de nieuwe wijk.
15 De mannen spraken met haar en Chulda antwoordde hun:
16 “Zo spreekt JHWH de God van Israël: Aan de man die u naar mij gezonden heeft moet u het volgende zeggen: Zo spreekt JHWH: Gij zult zien dat Ik onheil breng over deze plaats en haar bewoners, al het onheil uit het boek dat de koning van Juda gelezen heeft.
17 Omdat ze Mij hebben verlaten en offervuur hebben ontstoken voor andere goden, zodat ze met al die maaksels van hun eigen handen mijn toorn hebben opgewekt, daarom is tegen deze plaats mijn toorn ontbrand, om niet meer gedoofd te worden.
18 Wat betreft de koning van Juda zelf, die u heeft gezonden om JHWH te raadplegen, tot hem moet gij het volgende zeggen: Zo spreekt JHWH de God van Israël met betrekking tot de woorden waarnaar gij geluisterd hebt:
19 Omdat uw hart geraakt werd en gij u voor JHWH hebt vernederd bij het horen van wat Ik gezegd heb tegen deze plaats en haar bewoners - dat zij een voorwerp zullen worden van ontzetting en vervloeking - en omdat gij uw kleren doormidden hebt gescheurd en voor mijn aanschijn geweend hebt, daarom heb Ik ook geluisterd. Zo luidt de godsspraak van JHWH.
20 Ik zal u daarom bij uw vaderen verzamelen en gij zult in vrede bijgezet worden in uw eigen graf; uw ogen zullen niets zien van het onheil dat Ik ga brengen over deze plaats.”
Zij deelden deze woorden aan de koning mee.
[2 Koningen 22,11-20; vgl. 2 Kronieken 34,22-28]
Over Chulda horen we verder niets meer.
© A. van den Akker s.j. / A.W. Gerritsen