× 
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.

Sluit het venster om te blijven.

           
welkom menu contactzoeken
HeiligenkalenderHeiligen op naamPatroonheiligenHedendaagse namenMeer...
 Pater Dries van den Akker s.j., de auteur van de hagiografieën, overleed 30 oktober 2022
† 1300  Ida van Leuven

Info afb.
Onder: Overweging door Ida

Ida van Leuven ocso (ook Lovaniensis, van Löwen of van Roosendaal) o.cist., klooster Roosendaal bij Mechelen, België; gestigmatiseerde & mystica; † 1300.

Feest 13 april.

Geschiedenis
Zij was afkomstig uit Leuven, waar haar vader een bloeiende wijnhandel bezat. Aanvankelijk onderscheidde zij zich niet bijzonder van de meisjes van haar leeftijd. Maar vanaf haar 18e jaar begon zij een leven van boete en gebed te leiden. Zij wilde niet meer thuis wonen en bouwde zich een armoedig hutje tegen de buitenwand van haar ouderlijk huis. Bovendien ontving zij al vlug de wondetekenen van de Heer in haar lichaam ('stigmata'). Zij probeerde de littekens die dat gaf, verborgen te houden, maar ze leed zichtbaar soms heftige pijn. Haar ouders en familie schaamden zich dood, en probeerden haar met getreiter en kleinerende opmerkingen tot andere gedachten te brengen. Haar stadgenoten maakten zich vrolijk over de hele situatie.

Tenslotte trad zij toe tot de cisterciënzerinnen van abdij Roosendaal bij Mechelen. Juist omdat de mensen zich zo tegen haar hadden gekeerd, gaf zij al haar liefde aan de Heer van haar gebed. Zij werd op vele manieren in haar gebed bijzonder begenadigd; Daaraan ontleende zij het gevoel met Christus persoonlijk gehuwd te zijn. Om aan te duiden welk een heilige indruk zij maakte op haar omgeving, zei men van haar, dat zij straalde van heiligheid, zozeer dat ze 's nachts zonder verlichting zelfs kon lezen of handwerken!

Van haar bijzondere persoonlijkheid spreken ook de legendes die over haar in omloop zijn.

De Legende van de Vissen
Op een dag ging zij in de naburige beek de was doen. Geknield op het vlondertje boog zij zich voorover en zoals dat bij de was nu eenmaal gaat, sloeg zij het wasgoed door het water, spoelde het, wrong het uit, haalde het nog eens en nog eens door het water om het goed schoon te doen zijn. Terwijl ze daar zo druk mee bezig was, kwamen er hele scholen vissen op af, alsof er wat te halen viel. Zij speelden mee met de bewegingen van het wasgoed door het water; ze sprongen en dartelden en hadden er duidelijk plezier in. Als de ene groep wegschoot, kwam er meteen een andere groep voor in de plaats, en zo ging dat maar door. Tenslotte toonden ze aan de vrouw Gods hun aanhankelijkheid en eerbied. Als zij met haar handen in het water kwam, zogen ze zich aan haar vingers vast; net als kleine baby's die de borst krijgen. Ze lieten zich zelfs door haar uit het water omhoog trekken en op de houten plankjes van het vlondertje neerleggen. Ook zij had er plezier in. Speels probeerde ze nu eens de een dan weer de ander te pakken te krijgen. De vissen waren helemaal niet schuw en lieten zich blijkbaar met plezier vastgrijpen. Of ze probeerden zich zo lang mogelijk aan haar vingertoppen vast te zuigen.

De Legende van de Kippen
Een andere keer ging ze naar de kerk om de mis bij te wonen. Maar er waren zo veel mensen binnen dat ze het te druk vond. Ze besloot in de voorhal van de kerk te blijven staan; daar was ze meer alleen en kon ze zich beter concentreren op de eigenlijke inhoud van de heilige woorden en handelingen. Maar nu was ze wel weer erg alleen en ze verlangde naar passend gezelschap. Haar oog viel op de hanen en kippen die buiten links en rechts op de grond naar voedsel zochten met hun typische staccato pikbewegingen. Vanuit de verte riep ze hen met onderdrukte stem toe: "Jullie hanen en kippen daar, luister; laat even dat gezoek naar voedsel zitten en kom hierheen om ter ere van jullie Schepper de heilige mis bij te wonen." En geloof het of niet: ze was nog niet uitgesproken of daar kwamen ze van alle kanten toegesneld. Het was alsof zij de kloek was, zoals ze daar stond omgeven door de dieren die roerloos hun koppetjes naar haar omhoog hielden en haar nauwlettend met hun scherpe ogen in de gaten hielden. Ze was er aangedaan van. Pas toen binnen het evangelie was voorgelezen, gaf ze hun toestemming om weer terug te keren naar waar ze vandaan gekomen waren en verder te gaan met voedsel zoeken. Met een korte knik namen ze afscheid van haar en hervatten hun gewone bezigheden.

Verering & Cultuur
Vanzelfsprekend vond zij haar laatste rustplaats in haar klooster. Maar dit werd in 1576 door de Geuzen verwoest. In 1600 werd het opnieuw opgetrokken, maar waarschijnlijk heeft men in het geheel niet meer gedacht aan de relieken van Zuster Ida. Eerst in 1719 werd haar feest op de kalender geplaatst van de benedictijner en cisterciënzer kloosters.

Weerspreuk(en)
In Waals België is er op Ida's feest van 13 april:
'S'il pleut le jour de la Bienheureuse Ida,
Toute l'année s'en souviendra.' [282a:48]
[Op Sinte Ida's dag veel regen:
het hele jaar kom je de gevolgen tegen]

(Overigens kan deze weerspreuk ook betrekking hebben op Ida van Boulogne (= Bouillon: † 1113; feest 13 april).

Afbeeldingen
Zij wordt afgebeeld als cisterciënzerin (habijt) met een kruis bij zich; in haar lichaam zijn de wondetekenen van de Heer zichtbaar; soms draagt zij een doornenkroon om de gelijkenis met haar Heer nog meer te benadrukken; ook heeft zij wel het kind Jezus in haar armen (zou in haar gebed herhaaldelijk gebeurd zijn).


De roeping van Ida van Leuven

'Bericht van boven' KRO Radio 5 zondag 13 april 2008

...speel bestand af...

Kent u dat, luisteraar? Je zegt tegen mensen dat je het geloof een plek wilt geven in je leven, en je wordt aangekeken of je van een andere planeet komt. Of ze vragen of je niets beters te doen hebt. Dat je met je voeten op de grond moet blijven en meer van dat soort opmerkingen.

Het is mooi om over roeping na te denken. Maar roeping kan je ook eenzaam maken. Zo is het mij althans vergaan. Ik zeg niet ‘ongelukkig’, integendeel. Maar ze vonden mij wel een vreemde eend in de bijt, en dat lieten ze me merken ook.

Ik kom uit het Leuven van de dertiende eeuw. Mijn vader had een bloeiende wijnzaak. Ja, u hoort het goed: wijn! En dat in Leuven. Hij haalde zijn koopwaar uit Frankrijk en Duitsland. En was daar trots op. Hij pronkte met zijn handelsrelaties. En met zijn goed betalende klanten. Want u begrijpt natuurlijk ook wel: wie zich wijn kon permitteren in die tijd: dat was de adel. Wij waren niet van adel. Maar mijn ouders wilden er graag bijhoren. Klanten werden bij ons in de zaak als vorsten onthaald. Er werden feesten en recepties gegeven als de nieuwe oogst binnen was. Dan liep mijn vader stralend van trots tussen de mensen door. Hij vond het heerlijk daarbij te horen. Bij ‘De Kringen’!

Maar intussen stelde het niets voor. De gesprekken gingen nergens over. Dat waren dan de toonaangevende mensen van onze maatschappij. Allemaal buitenkant en façade. Ik voelde me er niet bij thuis. Ik wilde wat anders. Nee, laat ik dat beter uitdrukken: mijn roeping lag elders. Bij de dingen van het geloof: bezinning, gebed, vasten, zingeving, liefde, ja vooral dat: liefde.

Omdat ik mij stoorde aan altijd maar dat gerinkel van flessen, het houten rollen van wijnvaten, het schaterlachen van holle mensen, het gesnap en gesnater van aardige, maar oppervlakkige kennissen, zocht ik een eigen plekje. En vond dat in een aanbouwseltje tegen ons huis. Een soort rommelhok dat ik omvormde tot een kluizenaarscel.

Ik bracht mijn ouders daarmee in grote verlegenheid. Wat hebben ze allemaal niet geprobeerd om mij tot andere gedachten te brengen. O, u had ze eens moeten horen. Ik leek wel gek. Maakte mijn familie te schande. Was een bedreiging voor de zaak, want zo joeg ik de klanten weg. Maar om eerlijk te zijn: het tegendeel was het geval. De mensen van Leuven maakten zich vrolijk over mijn dissidente gedrag. Genoten van de ruzies tussen mijn ouders en mij, en kwamen nieuwsgierig kijken, tuk op schandaaltjes. In mijn hart wist ik dat ik de goede keuze had gemaakt. Volgde mijn roeping, maar het heeft zoveel pijn gedaan.

U moest eens weten hoe vaak ik dat ene zinnetje uit het Evangelie heb overwogen: dat Jezus’ moeder en broers er op een dag op uit trokken om Hem naar huis terug te halen. Want zeiden ze: “Hij is niet goed meer bij zijn hoofd.” Het was bij die gelegenheid dat Jezus zoiets zei als: ‘Mijn moeder en mijn broers? Dat zijn degenen die temidden van dit alles hun roeping durven volgen.’

Uiteindelijk heb ik mij in een klooster teruggetrokken. Dan hoefden De Kringen zich niet meer aan mijn aanblik te storen. Het heeft me eenzaam gemaakt. Maar gek genoeg, ook met pijn en al - intens gelukkig. Ja, mensen die mij toen tegenkwamen, zeiden van mij dat ik een gelukkige uitstraling had. Nee, ze zeiden het anders. Ze zeiden: “Ida straalt zo van heiligheid, dat ze 's nachts geen lamp of kaars nodig heeft om te lezen of te handwerken!”

Ik wens u datzelfde licht toe. Vanuit mijn ervaring kan ik je zeggen: je zult het vinden, als je op zoek gaat naar je roeping en die durft te volgen.


Bronnen
[Brn.1937p:196-198.226; Bvl.1985p:78-79; EnE.1951; Hgl.1994p:17.228; Kib.1990»I.-Löwen; L&S.1988; Lcq.1942; Lin.1999; Mül.1860»I.-Lovaniensis; Rge.1941; Rge.1989; Rgf.1991»Ide-Louvain; RR1.1640»12.11; S&S.1992; S&S.1994»I.-Löwen; Süt.1941(» I.-Leeuw); TSP.1992p:48(weerspr.); Dries van den Akker s.j./2008.04.05]

© A. van den Akker s.j. / A.W. Gerritsen

VoorwoordHoe wordt men heilig?
© AuteursrechtWoordenboek
LeeswijzerGastenboek
Bronnen