× 
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.

Sluit het venster om te blijven.

           
welkom menu contact zoeken
HeiligenkalenderHeiligen op naamPatroonheiligenHedendaagse namenMeer...
 Pater Dries van den Akker s.j., de auteur van de hagiografieën, overleed 30 oktober 2022
† 1187  Hildegonda van Schönau

Info afb.

Hildegonda (ook Hildegunde of Ildegundis; alias Josef) van Schönau o.cist., Duitsland; † 1187 (of 1188).

Feest 20 april.

Zij moet rond 1170 te Neuss geboren zijn. Omdat haar vader van plan was haar mee te nemen op zijn pelgrimsreis naar het heilige Land, voedde hij haar op als een jongen; op die manier zou zij beter beschermd zijn tegen de gevaren van zo'n riskante reis. Na vaders dood trad zij als Frater Josef in bij de cisterciënzers van abdij Schönau (bij Heidelberg). Reeds op 17-jarige leeftijd stierf zij. Toen pas ontdekte men, dat frater Jozef eigenlijk een vrouw was.

Legende
In de 12e eeuw leefde er in Neuss een vermogend echtpaar, dat hoog in aanzien stond. Zij hadden alles wat hun hartje begeerde: goud, zilver, zijde en fluweel plus een menigte aan bedienend personeel. Toch waren ze niet gelukkig. Want ze zouden zo graag een kind hebben gehad. Maar die wens was nog almaar niet in vervulling gegaan. Ze bleven God er maar om vragen en ze beloofden erbij dat het kind dat ze eventueel zouden krijgen, een vroom en godsdienstig leven zou leiden, zodat God er zelf ook plezier aan zou beleven. En inderdaad raakte de vrouw in verwachting. Des te groter was hun vreugde, toen bleek, dat er niet een, maar twee kinderen geboren werden: ze noemden ze Agnes en Hildegonda.
Nadat ze van de borst waren, werden ze aan het naburige klooster toevertrouwd voor een passende opleiding. Scholen waren er in die tijd nog niet. Hun moeder overleed korte tijd daarna. Zo bleef vader alleen over, want zijn twee dochters zaten in het klooster op school. Hoe graag hij ze ook bij zich wilde hebben, hij vergat niet wat hij destijds beloofd had. Het moet rond 1182 geweest zijn dat hij zich opmaakte voor een pelgrimsreis naar het Heilige Land. Hildegonda nam hij mee, terwijl Agnes in het klooster achterbleef.
In die tijd echter was het bijzonder gevaarlijk zo'n reis te ondernemen. Struikrovers, bedriegers of ongelukken kwamen herhaaldelijk voor. Voor een meisje was dat dubbel riskant. Vandaar dat vader zijn voorzorgsmaatregelen nam. Hij liet zijn dochter het haar afknippen en geheel tegen de gewoonte van die tijd in een broek aantrekken. Zo zou iedereen denken, dat ze met een jongen te maken hadden. Temeer, daar hij haar voortaan aansprak met de naam Jozef.
Midden op zee werd vader ernstig ziek. Hij voelde zijn einde naderen. Daarom riep hij zijn meest vertrouwde bediende bij zich en zei: "Pas vooral goed op Jozef, want in werkelijkheid is dat mijn lieve dochter Hildegonda. Zorg goed vvor haar, vooral als ik mocht komen te overlijden. Ik geef je hier al mijn geld."
Maar die bediende was een slecht mens. Zodra de vader gestorven was en het schip was afgemeerd, ging hij er met het geld vandoor en liet Hildegonda in dat vreemde land gewoon aan haar lot over. Niemand kon haar verstaan; er zat voor haar dus niets anders op dan te gaan bedelen om tenminste in leven te blijven.
Zo zat ze op haar vaste plekje, vervuild, uitgehongerd en volkomen alleen. Het was dat men haar zo nu en dan wat geld of eten toestopte, anders was ze daar van pure verwaarlozing gestorven. Intussen dacht ze almaar na wat ze moest doen. Telkens kwam de gedachte in haar op, dat haar vader zo graag naar Jeruzalem had gewild om God te bedanken. Moest zij die belofte niet alsnog in plaats van haar vader nakomen?
Tenslotte kwam er een vreemdeling voorbij die haar taal sprak. het bleek, dat hij op weg was naar Jeruzalem. Hij had medelijden met het kleine bedelaartje en nam het onder zijn hoede. Na diens bezoek aan Jeruzalem bleef Hildegonda in Jeruzalem achter. Ze werkte als bediende in de  pelgrimsherberg bij de tempel. Ze droeg nog altijd haar jongenskleren en ze dacht er niet aan om haar geheim aan wie dan ook prijs te geven. De gasten mochten de jonge bediende graag; in ruil voor haar werk kreeg ze een bed en regelmatig te eten.
Toen ze zo een jaar had doorgebracht, stond er plotseling een familielid voor haar neus, die haar mee terug nam naar Duitsland. Hij woonde in Keulen. Daar ging ze bij hem in wonen. Maar niet lang daarna stierf ook dat familielid, zodat ze weer alleen op de wereld stond. Nu leerde ze een man kennen, die van plan was naar Rome te reizen om daar de paus te bezoeken. Omdat Jozef zoveel ervaring had met reizen, wilde hij hem graag meenemen. Hildegonda merkte wel, dat ze haar geheim niet moest verraden, want in die tijd was het voor jongens veel gemakkelijker hun weg te zoeken in de wereld dan voor meisjes.

Haar reisgezel had belangrijke papieren bij zich. Die had hij opgerold en in een wandelstok gestopt. Vervolgens had hij zijn knecht de wandelstok gegeven om onderweg te gebruiken. Omdat haar meester te paard was, reed hij telkens een flink stuk vooruit. Zo gebeurde het in een bos vlak voor Augsburg, dat er plotseling iemand voor haar neus stond en zei: 'Hé beste vriend, zou je even op deze zak willen passen? Ik ben zo terug.' Omdat de man langer wegbleef, dan ze gedacht had, ging ze tenslotte lekker lui op die zak zitten. Op datzelfde ogenblik doken er een aantal kerels uit de struiken en riepen: 'Daar heb je hem! Hé, rotzak, kom op, met ons geld. Geef op!' En hoe zij ook probeerde uit te leggen hoe de vork in de steel zat, geen van die lieden wilde dat geloven en ze riepen: 'Eerst ons bestelen en dan nog net doen of je niks gedaan hebt. Daar trappen we niet in!'
Ze sloegen haar waar ze haar raken konden en sleepten haar voor de rechter. Het zag er naar uit, dat ze haar leven roemloos zou beëindigen aan een galg in Augsburg, op beschuldiging van roof en diefstal. Er was nog één uitweg: de papieren voor de paus die ze in haar stok bij zich had. Zo kwam het dat de rechter haar verhaal wel geloofde. Opnieuw ging men op zoek naar de dief, en toen men die eindelijk gevonden had, ontkende hij alles. Men besloot het op een godsoordeel aan te laten komen. God moest zelf maar door middel van een bijzonder teken te kennen geven welke van de twee de schuldige en welke de onschuldige was. Daarom werden de beide beklaagden onderworpen aan de vuurproef: ze moesten blootsvoets over gloeiende ijzers te lopen., Wie er geen brandwonden aan zou overhouden, was onschuldig en zou onmiddellijk in vrijheid worden gesteld.

Een dergelijke procedure was in de middeleeuwen niet ongewoon. De idee erachter was, dat vuur symbool was van begerigheid. Als het vuur je niet deerde, was je dus van vrij van brandende begeerte. Deed het je pijn en vertoonde het schroeiplekken of brandwonden, dan toonde dat aan, dat je begerig was.

Bij de proef schreeuwde de dief het uit van pijn, en zijn voeten zagen er afschuwelijk toegetakeld uit, terwijl Hildegonda eroverheen liep, alsof er niets aan de hand was.
Zo kon Hildegonda zich uiteindelijk weer bij haar meester voegen, die al die tijd een eind verderop ongerust was blijven wachten. Ze overhandigden de paus de papieren en keerden naar Duitsland terug.
Daar leerde ze een aardige jongeman kennen, die monnik wilde worden. Zelf dacht zij herhaaldelijk terug aan wat haar vader haar had verteld: dat hij aan God beloofd had, dat zijn dochters een vroom en godsdienstig leven zouden leiden. Het leek haar wel wat om met deze jongen in het klooster te gaan. Zo kwam het dat ze nog altijd haar geheim niet prijs gaf en met haar nieuwe vriend bij de kloosterpoort van Schönau aanklopte. Maar met het verstrijken van de tijd begon hoe langer hoe meer haar geweten te knagen. Was het wel goed wat ze deed? Was haar leven eigenlijk niet één lange leugen? En wat, als het ooit uit zou komen, dat zij als vrouw leefde temidden van allemaal mannen, die zich met hart en ziel aan God wilden toewijden? Stel je voor dat er een was, die omwille van haar zijn roeping ontrouw zou worden? Wilde zij dat op haar geweten hebben? 'Misschien is het toch maar het beste, als ik er stilletjes vandoor ga?'

Intussen hadden de andere monniken best in de gaten, dat broeder Jozef het niet goed maakte. Het viel hun op, hoe kwetsbaar hij was. Onder elkaar fluisterden ze wel eens: 'Hij is zo zacht; bovendien heeft hij nog helemaal geen baardgroei, en zijn stem is uitzonderlijk hoog: als je niet beter wist, zou je zweren dat het een meisje was.'
Toen werd broeder Jozef ernstig ziek. Ondanks de liefdevolle verpleging konden ze haar niet redden. Vlak voor zij stierf sprak zij tot de monniken die om haar heen stonden: 'Na mijn dood zullen jullie een groot geheim ontdekken.'
Toen ze hun medebroeder aflegden, ontdekten de monniken zijn geheim. Maar haar vrees, dat zij voor een bedriegster zou worden aangezien, kwam in het geheel niet uit. Integendeel, de monniken waren onder de indruk van het feit, dat het meisje zich vanaf haar twaalfde met zoveel heldenmoed door de moeilijkheden had heengeslagen. Temidden van dat alles was ze trouw gebleven aan de belofte van haar ouders: dat ze een vroom godsdienstig leven zou leiden. Dat had ze op haar eigen originele manier gedaan!

Afgebeeld
Zij wordt afgebeeld in mannenkleren; met een engel te paard naast zich.


Bronnen
[naar: Lotte E. Sturm 'Der Fetzer. Geschichten von Heiligen, Helden und  Halunken vom Niederrhein' Sagenhafte Vergangenheit Bd 2; Aachen, Alano, 1985 ISBN 3-924007-11-X; 111; 127; 312p17.228»Ildegundis; 340; 500; Dries van den Akker s.j./2010.04.10]

© A. van den Akker s.j.

VoorwoordHoe wordt men heilige?
© AuteursrechtWoordenboek
LeeswijzerGastenboek
Bronnen