× 
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.

Sluit het venster om te blijven.

           
welkom menu contact zoeken
HeiligenkalenderHeiligen op naamPatroonheiligenHedendaagse namenMeer...
 Pater Dries van den Akker s.j., de auteur van de hagiografieën, overleed 30 oktober 2022
† 165  Justinus de Martelaar met Chariton, Charitas, Euelpistus e.a.

Info afb.

Justinus Martelaar (ook de Filosoof, Martyr of van Rome), Rome, Italië; filosoof & martelaar met Chariton (ook Charitius, Charito of Charitus), diens vrouw Charitas (ook Charita), Euelpistus (ook Evelpistus), Hierax, Peon (ook Paeon), Valerianus (ook Liberianus of Liverianus) en Justus; † 165.

Feest 13 & 14 (vanaf 1883) april & 1 juni.

Geschiedenis

Justinus werd rond het jaar 100 geboren in Palestina in de plaats Flavia-Neapolis (het bijbelse Sichem, tegenwoordig Nablus). Hij kwam uit een heidens milieu. Van jongs af aan bleek hij bijzonder weetgierig. In zijn jonge jaren bezocht hij alle filosofenscholen om te horen wat men er over de waarheid te zeggen had. De een na de ander stelde hem teleur en liet hem onbevredigd achter. Pas toen hij in contact kwam met de leer van de christenen, besefte hij op het goede spoor te zijn. In die tijd behoorden denken en doen onlosmakelijk bij elkaar. Hoe meer Justinus zich in de woorden van Christus verdiepte, hoe meer hij ernaar verlangde te leven zoals Hij.

Na zijn doop verzorgde hij enige tijd rondleidingen voor medechristenen die de heilige plaatsen in zijn geboorteland kwamen bezoeken. Hij zou daarbij altijd gewezen hebben op de grot van Jezus' geboorte!

Dat is interessant. Er zijn twee evangelisten die over Jezus' geboorte vertellen: Matteus en Lukas. Matteus heeft het in dit verband over een 'huis' (Matteus 2,11). Lukas zegt niet in wat voor gebouw Jezus geboren werd. Hij vertelt wel, dat Jezus meteen na zijn geboorte in een kribbe werd gelegd; daaruit hebben latere gelovigen afgeleid, dat hij in een stal geboren moet zijn. Nu horen we dus van iemand, die reeds honderd jaar later leefde, dat de kribbe in een grot gestaan zou hebben.

Gehuld in een filosofenmantel trok Justinus rond om - zoals toen gebruikelijk was - met ieder die maar wilde, te discussiëren over filosofische onderwerpen en levensvragen. Tenslotte begon hij in Rome een filosofenschool. Hij schreef boeken, die gericht waren aan de keizer en de senaat; daarin verdedigde hij de christelijke levensvisie. Zo vestigde hij de aandacht op zich en werd na een openbaar debat gevangen genomen, omdat hij openlijk weigerde deel te nemen aan de verplichtingen, die voor iedere Romeinse burger behoorden bij staatsgodsdienst, met name de offerrituelen aan de Romeinse goden, waartoe vaak ook de de persoon van de keizer gerekend werd.

Er is een verslag bewaard gebleven van zijn proces. Historisch schijnt het redelijk betrouwbaar te zijn.

Proces
2.
Toen de arrestanten voorgeleid waren, zei de stadsprefect van Rome, Rusticus, tot Justinus: "Wat voor leven leidt u?"

Justinus antwoordde: "Een leven dat voor niemand ook maar enige aanmerking of afkeuring verdient."
Waarop de prefect Rusticus zei: "Van welke filosofie leeft u?" 
Justinus zei: "Ik heb geprobeerd kennis te nemen van alle filosofische stromingen. Maar tenslotte heb ik mij aangesloten bij de waarachtige filosofie van de christenen, ook al zullen de aanhangers van onwaarachtige theorieën het daar niet mee eens zijn."
De prefect hernam: "Die filosofie valt bij u kennelijk nogal in de smaak?"
En Justinus weer: "Ja, want met de christenen ben ik nu in staat de weg der waarheid te bewandelen; alwat daar geleerd wordt is duidelijk en zuiver."
Rusticus vroeg: "En wat is dat dan voor leer?"
"De leer die de christenen volgen houdt in dat er maar één God is; Hij heeft alles geschapen, zowel wat zichtbaar is als al datgene wat voor onze zintuigen verborgen blijft. Christenen erkennen één Heer, Jezus Christus; Hij is de enige Zoon van God; Hij werd eertijds aangekondigd en voorspeld door de profeten; Hij zal komen oordelen over het mensenras. Hij is de uitvinder van het heil; dat is Hij ook in de wereld komen verkondigen. Hij laat zich met liefde de leermeester noemen van al degenen die van Hem de waarheid willen leren. Ik voor mij ben slechts een eenvoudig man met veel te weinig verstand om op waardige wijze over de dingen van God te kunnen vertellen. Het zijn de profeten geweest aan wie het gegeven was door te dringen in deze peilloze geheimen; zij waren het ook die door Gods Geest verlicht, de komst hebben aangekondigd van degene die ik zojuist Gods Zoon noemde; en dat deden ze al enkele honderden jaren voordat Hij op aarde verscheen."

3.
Daarop vroeg de prefect waar de christenen elkaar troffen.

Justinus antwoordde dat het ieder vrijstond te gaan en te staan waar hij wou: "Of dacht u, zo vervolgde hij, dat wij een vaste plaats hadden, waar wij vast bijeen komen? Nee dus. U moet namelijk weten dat de God van de christenen niet door een bepaalde ruimte omvat kan worden. Hij is even onmetelijk, letterlijk, als onzichtbaar. Hij vervult hemel en aarde. Hij kan dus op elke willekeurige plek aanbeden worden. Elke gelovige kan Hem hulde brengen op de plaats waar Hij zich op dat moment bevindt."
Maar ik wil toch graag weten, hernam de prefect, waar jullie bij elkaar komen en met name de plaats waar uw leerlingen naar u komen luisteren?"
"Ik wil u best zeggen waar ik verblijf houd: tot op de dag van vandaag woonde ik in bij een zekere Martinus, hier heel dichtbij tegenover het Timiotinum-badhuis. Dit is de tweede keer dat ik in Rome ben. Ik zou geen enkele andere plek weten om te logeren. Ieder die wilde kon me daar vinden. Ik heb ook geen geheim gemaakt van de leer die ik aanhang. Wat ik ervan weet heb ik aldoor met plezier onderwezen."
"U bent dus christen?" stelde de prefect vast.
"Inderdaad, dat ben ik", besloot Justinus.

4.
Nu wendde de prefect zich tot Chariton: "En u, bent u ook christen?"

Chariton antwoordde: "Ja, door Gods genade ben ik christen."
Daarop liet de prefect een vrouw naar voren komen, die Charitas heette; ook aan haar vroeg hij of ze christen was. Zij antwoordde van ja: "Door Gods barmhartigheid ben ik christen."
Nu ondervroeg de prefect Euelpistus over zijn geloof en over de vraag hoe hij in het leven stond. Euelpistus antwoordde: "Ik ben een slaaf van de keizer, maar ik ben christen en vrijgekocht door Jezus Christus. Door zijn goedheid mag ik dezelfde hoop koesteren als de anderen die u hier voor u ziet. Ik leef op dezelfde manier en in dezelfde verwachting als zij."
Vervolgens richtte de prefect zich tot Hierax met de vraag of hij ook christen was.
Resoluut antwoordde Hierax dat hij inderdaad christen was: "Ik aanbid dezelfde God als deze anderen hier."
"Bent u door Justinus hier christen gemaakt?" vroeg de prefect.
"Wat mij betreft, antwoordde Hierax, ik was het al en hoop het ook altijd te blijven."
Onder de omstanders bevond zich een zekere Peon. Op dit moment begon hij te roepen: "Ik ben ook christen!"
"En wie heeft u dan zover gebracht?" vroeg de prefect.
"Mijn ouders" riep Peon.
En Euelpistus voegde er nog aan toe: "Ik ging altijd graag naar Justinus luisteren. Maar ook in mijn geval waren mijn ouders al christen."
De prefect vroeg hem daarop: "En waar zijn uw ouders nu?"
"In Cappadocië", was Euelpistus' antwoord.
Dezelfde vraag stelde de prefect aam Hierax.
Deze gaf als antwoord: "Onze échte Vader is Jezus Christus; en onze echte moeder is het geloof. Want door haar geloven we in Hem. Maar wat betreft mijn aardse ouders: die zijn gestorven. Ik ben uit Frygië hier mee naartoe genomen."
De prefect vroeg ook nog aan Liberianus wat hij te zeggen had; en of hij ook christen was; en of hij dus ook ontrouw wenste te zijn aan de goden.
Liberianus antwoordde dat hij inderdaad christen was en dat hij de ene ware God vereerde.

5.
Nu ging de prefect terug naar Justinus: "U met uw mooie woorden en duidelijke leer schijnt de woordvoerder te zijn. Nu moet u eens goed naar mij luisteren. U meent dat u de ware wijsheid in pacht hebt. Maar als ik uw huid van boven tot onder nu eens met zwepen aan flarden liet slaan, denkt u dan dat u zo ten hemel zult opstijgen?"
Justinus gaf ten antwoord: "Als ik voor Christus de straffen moet ondergaan waar u mee dreigt, hoop ik van Christus dezelfde beloning te ontvangen die al degenen al ontvangen hebben die zich hebben vastgehouden aan zijn geboden. Want ik weet maar al te goed dat Gods genade aan het einde der tijden is weggelegd voor degenen die zo geleefd hebben."
"U denkt dus, hernam de prefect, dat u een grote beloning wacht in de hemel?"
"Dat dénk ik niet, aldus Justinus, dat weet ik zeker. Ik ben er zelfs zozeer van overtuigd, dat ik er geen moment aan twijfel."
Nu sprak de prefect: "Genoeg gepraat. Laten we ter zake komen en doen wat nu eerst moet gebeuren. Ga bij elkaar staan om in een geest van saamhorigheid een gezamenlijk offer te brengen aan onze goden.
Justinus nam namens allen het woord: "Geen enkel weldenkend mens zal de ware godsdienst laten vallen om achter dwaasheid en dwaling aan te gaan hollen."
Maar de prefect dreigde: "Als u ons bevel niet gehoorzaamt, hoeft u niet meer te rekenen op enige clementie van onze kant."
Justinus antwoordde: "We willen niets liever dan lijden voor onze Heer Jezus Christus en tot Hem opgaan via pijn en moeite. Dat zal ons vertrouwen geven voor het moment dat we - net als ieder ander - voor zíjn rechterstoel zullen verschijnen om geoordeeld te worden."
Al de anderen lieten zich in dergelijke bewoordingen uit, en ze voegden er nog aan toe: "Doe maar wat u wilt; wij zijn christen en we zullen nooit en te nimmer aan uw afgoden offeren."
Toen de prefect dat gehoord had, vaardigde hij het volgende vonnis uit: "Al degenen die niet hebben willen offeren aan onze goden, noch hebben willen gehoorzamen aan de voorschriften van de keizer, moeten eerst met roeden gegeseld worden en vervolgens weggevoerd naar de plaats van de terechtstelling om daar onthoofd te worden. Dat schrijven onze wetten nu eenmaal voor."
Zo werden deze heilige martelaren naar de plek overgebracht waar anders de misdadigers terechtgesteld worden. Daar werden ze eerst gegeseld, terwijl zij God lof en dank brachten en voor Hem een zegengebed uitspraken. Vervolgens doorkliefde men hun hoofd, terwijl ze tot aan hun laatste snik bleven volhouden dat Jezus de Verlosser is. Na hun dood kwamen enkele gelovigen in het geheim hun lijken weghalen om hen een passende begrafenis te geven.

Er is nog een ander laatste woord van Justinus bewaard gebleven:
"Zoals wanneer de ranken van de wijnstok gesnoeid worden om nieuwe te doen ontspruiten: zo gaat het nu met ons".

Patronaten
Justinus is patroon van de filosofen en de geloofsverdedigers en apologeten.

Afgebeeld
Hij wordt afgebeeld in filosofenmantel, met pen en boek(rol); soms met een bijl of zwaard (zijn vermoedelijke martelwerktuigen).


Bronnen
[000; 000»Bremmer:27; 000»Hamman:29; 107; 111; 127»Justin; 132; 140; 141; 149/2p:359; 200/1(04.13); 248p:23; 252; 282a:84; 288; 293p:104; 345p:63; 500; Dries van den Akker s.j./2010.06.22]

© A. van den Akker s.j.

VoorwoordHoe wordt men heilige?
© AuteursrechtWoordenboek
LeeswijzerGastenboek
Bronnen