×
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.
Sluit het venster om te blijven.
Info afb. |
Susanna van Rome, Italië; martelares met Maximus, Claudius, diens vrouw Praepedigna en hun beider kinderen Alexander en Cutia; † 304.
Feest 18 februari (met gezellen) & 11 augustus.
Geschiedenis
Hoewel haar marteldood geplaatst wordt tussen 295 en 304, stamt haar lijdensverhaal pas uit de 6e eeuw. Het draagt dan ook duidelijk legendarische sporen. De situering aan het eind van de 3e eeuw is zeer wel mogelijk: paus Caius stierf ca 296.
Susanna was een dochter van de heilige Gabinius. Hij was een broer van paus Caius; beiden waren verwant met keizer Diocletianus. Gabinius had zijn dochter een zorgvuldige christelijke opvoeding gegeven. Toen zij de huwbare leeftijd bereikte, was zij een mooie en wijze vrouw. Diocletianus had dan ook op haar zijn oog laten vallen als partij voor zijn aangenomen zoon en mede-keizer Maximianus. Hij stuurde zijn bode, Claudius, naar Susanna's vader om hem het verzoek over te brengen. Maar Gabinius zei: "Ik ben maar een arm man. Hoe is het dan mogelijk dat de keizer uitgerekend mijn dochter wenst?"
Waarop Claudius antwoordde: "Uw vader was toch familie van de keizer?"
"Ja..."
"Nou dan! Als ik u was, ging ik op het aanzoek van de keizer in. Er is een prachtige toekomst voor uw dochter weggelegd."
Gabinius beloofde er met zijn broer Caius en zijn dochter zelf over te spreken.
Claudius ging optimistisch gestemd naar de keizer terug. Hij meende dat de zaak zo goed als beklonken was. Maar Gabinius was ongerust. Hij begaf zich onmiddellijk naar zijn broer Paus Caius. Deze was teleurgesteld. Want het mocht dan eervol zijn om door de troonpretendent van het Romeinse Rijk ten huwelijk gevraagd te worden, toch had hij steeds stilletjes gehoopt dat zijn nichtje zou huwen met de koning der engelen, de Heer van het eeuwig leven. Getweeën zochten zij nu Susanna op en legden haar het probleem voor. Zij reageerde nogal laconiek:
"Waar zit opeens uw verstand? Dacht u werkelijk dat ik op zo'n verzoek in zou gaan? Van een keizer die onze God alleen maar haat en minacht? Want om die reden willen jullie toch niet meer tot zijn familie gerekend worden? Dacht u nu werkelijk dat ik zo makkelijk mijn Heer en God zou opgeven? Hem beschouw ik als mijn enige echte bruidegom."
Nu wendde ze zich nog eens uitdrukkelijk tot haar oom met de woorden dat zij eens beloofd had maagd te blijven omwille van Christus en dat zij van plan was die belofte te houden, wat er ook van kwam. Ondanks de terechtwijzing die in haar woorden doorklonk, waren beide mannen zielsgelukkig om wat zij zei.
Hun gesprek was nog niet ten einde, of daar verscheen Claudius alweer. Hij kwam horen wat Susanna had besloten. Hij kuste de beide mannen uiterst hartelijk ter begroeting en vroeg of zij al iets wisten. Daar zij niet meteen antwoord wilden geven, vroegen zij of het meisje er zelf bijkwam. Ook haar wilde Claudius een hartelijke begroetingskus geven; hij deed een stap nader, maar zij deinsde achteruit met de woorden:
"Kom mij niet te na. Want je mag dan wel familie van me zijn, je blijft een ongelovige; iemand die mijn God loochent en zich verontreinigt met spijzen die aan afgoden zijn toegewijd."
Claudius reageerde: "Wat moet ik volgens jou dan doen om rein te worden?"
Waarop zij antwoordde: "Berouw tonen over je zonden en je laten dopen in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest."
Deze woorden troffen hem als pijlen in het hart. Hij barstte in tranen uit en vroeg aan Caius of het mogelijk was dat hij de doop ontving. Caius legde uit dat hij bereid was hem het doopsel toe te dienen op voorwaarde dat hij spijt had over zijn leven tot nu toe in dienst van de verkeerde goden. Claudius betuigde zijn spijt en mede op aandringen van Susanna ontving hij ter plekke het doopsel.
Thuisgekomen kon hij dit alles niet voor zich houden. Zijn vrouw Praepedigna was danig onder de indruk. Zij ging meteen naar het huis van Caius. Deze had er rekening mee gehouden dat zij zou komen. Ook zij vroeg onder tranen en snikken ingewijd te mogen worden in het christelijk geloof. Daarop diende Caius ook haar het doopsel toe. Claudius begon onmiddellijk zijn christelijke levensovertuiging in praktijk te brengen. Hij gaf aalmoezen aan de armen en hulde zich in een haren boetekleed om de zonden uit zijn vroeger leven uit te boeten.
Intussen wachtte keizer Diocletianus nog altijd op het antwoord van Susanna dat hij door middel van Claudius hoopte te ontvangen. Toen deze zo lang op zich liet wachten, stuurde hij zijn broer Maximus naar Claudius om te vragen hoe de kansen van het beoogde huwelijk van zijn aangenomen zoon Maximianus er eigenlijk voor stonden. Maximus trof Claudius in zijn rouwkleding en vroeg geschrokken wat er aan de hand was en waarom hij de keizer zo lang had laten wachten. Claudius bracht hem op de hoogte van de loop der gebeurtenissen. Ook Maximus raakte onder de indruk. Op zijn beurt wendde hij zich tot Caius. Deze nodigde hem uit om toe te treden tot de geloofsgemeenschap. Maar Maximus achtte zich niet waardig om tot zulke zuivere en eerlijke mensen te behoren. Maar het zwaarste woog toch dat hij bang was de gunst van de keizer te verliezen. Caius bemerkte dat hij verstand genoeg had om christen te worden, maakte hem duidelijk dat de gunst van de keizer slechts van tijdelijke aard was, en dat het belangrijker was om in de gunst van de eeuwige koning te staan; tenslotte stelde hij hem in het vooruitzicht dat hij even goed tot de zuivere mensen zou kunnen behoren. Waarop Maximus vroeg wat hij daarvoor doen moest. Caius antwoordde:
"Je brengt de komende vijf dagen thuis in vasten door, terwijl je dit alles overdenkt; dan kom je terug."
Thuis liet hij de vriendelijkheid van Caius en Gabinius op zich inwerken. Uiteindelijk besloot hij ondanks de gevaren die eraan verboden waren, toch daaraan het grootste gewicht te geven. Er was nog enige tijd nodig om hem in het christelijk geloof te onderrichten. Maar uiteindelijk liet ook hij zich dopen.
Hij werd door een verklikker bij de keizer aangebracht. Julius heette die. Diocletianus vroeg hem hoe hij aan al het geld kwam dat hij bij zich had. "Niet moeilijk" antwoordde deze "want die twee vertrouwenspersonen die u erop uit hebt gestuurd om de hand van Susanna te vragen voor uw zoon Maximianus hebben zich laten ompraten en zijn christen geworden. Nu delen ze al het geld dat ze hebben, uit aan de armen. Begrijpt u wel? Maar volgens mij verdienen die twee streng gestraft te worden, want ze hebben u behoorlijk beledigd."
Dat vond de keizer ook. Toen hij het hele geval aan zijn vrouw Serena vertelde, reageerde deze nogal voorzichtig:
"Pas maar op dat je niet te ver gaat. Uiteindelijk heb je al je gezag van boven."
Zijn vrouw was zelf in het geheim christen. De woorden van haar man vervulden haar met grote blijdschap. Nu stelde zij pogingen in het werk om hen uit zijn handen te houden, maar dat mocht niet baten. Hij sloeg geen acht op haar. Hij gaf bevel Caius, Susanna en Gabinius te arresteren en in de gevangenis te werpen. Daarnaast moesten Claudius met zijn vrouw Praepedigna en hun beider kinderen Alexander en Cutia in het geniep naar Ostia overgebracht worden. Maximus ook! Daar zouden ze allen verbrand worden. En dat is ook gebeurd.
Diocletianus stelde nog een laatste poging in het werk om Susanna voor zijn zoon te winnen. Hij liet zijn vrouw Serena naar haar toe gaan met de opdracht het meisje om te praten en tot andere gedachten te brengen. Serena stemde toe. Maar in plaats dat zij aan het verzoek van haar man voldeed, smeekte zij Susanna vol te houden. Zij beloofde haar alle steun te geven die maar in haar vermogen lag. Toen Diocletianus bemerkte dat hij zijn zin niet kreeg, veroordeelde hij het eigenwijze kind tot het bordeel, en gaf een aantal krachtige jongemannen opdracht haar te verkrachten. Maar toen zij bij haar binnenkwamen, was zij juist in gebed. Dat gaf zo'n stralend schijnsel om haar heen dat het leek of zij in vuur was opgenomen. Ze durfden haar niet te benaderen en sloegen op de vlucht. Later verklaarden ze dat die vrouw een tovenares was en dat ze daar liever niets mee te maken hadden.
Om zijn gezicht niet te verliezen liet keizer Diocletianus het meisje tenslotte onthoofden.
[101a;107;113;140;200/2»08.11;234p:93;270fo:114;300p:362]
Verering & Cultuur
Reeds in de eerste eeuwen van het christendom bestond er al een Sint Susannakerk, de huidige Santa Susanna al Quirinale te Rome, de zogeheten 'Susanna ad duos domos' (= Susanna bij de twee huizen, namelijk dat van haarzelf en dat van Gaius). In deze kerk worden ook enkele (vermeende?) relieken van haar bewaard.
Zij is patrones van Rome. Haar voorspraak wordt ingeroepen tegen laster, ongeluk en regen.
Weerspreuk(en)
"A la Sainte-Suzette
Veau bien venu qui teste."
[Maak op de dag van Sint-Suzette
met pasgeboren kalfjes korte metten]
© A. van den Akker s.j. / A.W. Gerritsen