×
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.
Sluit het venster om te blijven.
Info afb. |
Genesius de Toneelspeler (ook van Rome), Rome, Italië; martelaar; † ca 300.
Feest 25 augustus.
Het is niet duidelijk in hoeverre het hier een historische persoon betreft. Het zou hier om een toneelspeler gaan die een satire opvoerde tegen de christenen. Tijdens het spelen werd hij getroffen door de waarheid van zijn rol, en bekeerde zich. Dat kwam hem op de marteldood te staan.
Er zijn meer heiligen over wie een dergelijk verhaal wordt verteld. Zo wordt een dag later, op 26 augustus, de marteldood herdacht van ene Gelasius of Gelasinus, toneelspeler te Heliopolis in Fenicië. Hij moest op het toneel het christelijke doopsel belachelijk maken. Maar het bleek dat hij alles plotseling heel serieus nam. Hij noemde zich christen en werd door de woedende toeschouwers doodgestenigd: † 297.
Vermoedelijk is zijn verhaal verstrikt geraakt met dat van Genesius van Arles die een dag eerder wordt herdacht. Uit die combinatie zou dan Genesius van Rome tevoorschijn zijn gekomen. Hoe dat ook zij, de legende is er niet minder mooi om.
Genesius was toneelspeler te Rome. Hij maakte deel uit van het keizerlijke toneelgezelschap. Hij was een ster in zijn genre. Als hij op de planken stond te zingen, wist hij zijn toehoorders te betoveren door de schoonheid en de reikwijdte van zijn stem. Als hij rollen moest spelen, deed hij dat verrassend ongekunsteld. Als hij het gewone mensengedoe moest uitbeelden leek het allemaal net echt en heel natuurlijk. Vooral in de humor van het alledaagse leven was hij een meester. Op een dag bevond keizer Diocletianus zich onder de toeschouwers. Genesius wist van hem dat hij de christenen dodelijk verachtte. En hij meende dan ook dat een stuk waarin de christelijke rituelen zouden worden afgeschilderd, de keizer wel plezier zou doen.
Hij kwam op in een bed. "O, vrienden, ik voel me zo ziek, kreunde hij, ik ga vast dood. Het is alsof er iets als een blok op mijn maag ligt. Is er niemand die dat van me weg kan nemen, zodat ik me wat opgeluchter kan voelen?" Degenen die rond het bed stonden, zeiden: "Wat wil je dan dat we doen? Hoe moeten we dat blok wegnemen? Je dacht toch niet dat wij timmerman of houtbewerker waren dat je vraagt dat je wat meer be-'schaafd' moet worden?" Deze flauwe grollen maakten de mensen aan het lachen. "Jullie snappen er niks van, antwoordde Genesius, dat bedoel ik natuurlijk niet. Maar ik voel mijn einde naderen, en ik wil als christen sterven." "En waarom dan wel zo ineens?" vroegen de andere spelers. "Ik hoop dat God mij bij mijn dood bij zich zal opnemen als een overloper van de partij van jullie goden."
Men deed dus net alsof men een priester en duiveluitdrijver ging zoeken. Elk van beide kerkelijke bedienaren werd door een toneelspeler uitgebeeld. Ze kwamen aan het bed van de zogenaamde zieke staan en vroegen: "Wat wil je van ons, mijn zoon? Waarom heb je ons geroepen?"
Genesius antwoordde zo echt als maar mogelijk was: "Ik heb u laten roepen om door uw bemiddeling de genade van Jezus Christus te ontvangen. Ik wil in het heilig doopsel opnieuw geboren worden. Dan zal ik gereinigd zijn van al mijn ongerechtigheden en verlost van de zondenlast die op mij drukt." Daarop diende men hem het doopsel toe en men hulde de pasgedoopte in een wit gewaad. Onmiddellijk kwamen soldaten hem arresteren. Ze waren - zo zeiden ze - gestuurd door de Romeinse prefect. Ze deden net of ze hem flink toetakelden en sleepten hem vervolgens voor de keizer die bulderde van het lachen bij het zien van zo'n goed en natuurlijk gespeeld alledaags tafereeltje van een martelaar die wordt opgepakt.
Diocletianus speelde het spel mee, en deed dus net of hij witheet van woede was. Hij vroeg hem dus of hij echt christen was. Waarop Genesius op zijn eigen manier antwoordde: "Mijn Heer en u allen hier aanwezig: hoogmogendheden van het Romeinse rijk, bevelhebbers van de keizerlijke lijfwacht, hovelingen en burgers: hoor wat ik u te zeggen heb. Ik had zo'n afschuw ontwikkeld voor de christenen dat een ontmoeting met één van hen mijn hele dag kon bederven. Hun naam alleen al maakte dat ik er niet naar kon luisteren zonder dat ik mijn woede moest bedwingen. Ik had er dus ongelooflijk veel plezier in om ze voor schut te zetten, zelfs op het moment dat ze werden gemarteld en dat ze hun leven gaven omwille van die gehate naam. Die perverse en onredelijke afwijking van mij ging zelfs zo ver dat ik mijn eigen familieleden die er bij hoorden, niet meer kon luchten of zien. Tot aan mijn eigen ouders aan toe. Het pure feit dat ze christen waren, maakte dat ik ze alleen nog maar uit de grond van hart kon haten. Hoe heiliger hun rituelen, hoe meer ik die lieden minachtte en hoe liever ik die hele zaak belachelijk maakte. Vandaar dat ik een nauwkeurige studie heb gemaakt van hun plechtigheden en de verschillende gebruiken die zij hebben; enkel en alleen met de bedoeling om ze flink voor schut te zetten en komische stukken te schrijven die u aan het lachen zouden maken. En weet u wat nu het wonderlijke is? Op het moment dat daarnet het doopwater op mijn lichaam neerkwam en ik antwoord moest geven op de vraag of ik geloofde en ik antwoordde met "Ik geloof!", op dat moment ontwaarde ik een gezelschap stralend witte engelen; ze daalden uit de hemel neer en kwamen om me heen staan. Ze lazen me uit een boek al de zonden voor die ik van kind af aan heb bedreven. Vervolgens hebben ze dat boek in het doopbekken gegooid waarin ik mij nog steeds bevond.
Ze haalden het er weer uit en al bladerend lieten ze mij zien dat elke bladzijde zo wit was als sneeuw, alsof er nooit iets op geschreven had gestaan. Vandaar dat ik u nu oproep, u, keizerlijke majesteit, en u, burgers van Rome die nu naar mij luistert: u hebt zo vaak voor mij geapplaudisseerd als ik de heilige rituelen er door haalde, doe dan ook mee, nu ik diezelfde rituelen wil vereren. Geloof dat Jezus Christus de ware God is: het licht, de waarheid en de goedheid zelve. Dankzij Hem mag u hopen op de vergeving van uw zonden!"
Diocletianus kookte van woede en spijt. Hij liet hem eerst een aantal stokslagen op het blote lijf toedienen tot de stokken ervan braken en leverde hem toen over aan Plautianus, de prefect van het prefectorium. Plautianus heeft nog geprobeerd hem te doen offeren aan de goden. Maar tevergeefs. Toen stroopte hij zijn beide zijden af en schroeide daar de wonden. Terwijl Genesius zo toegetakeld werd, bleef hij almaar roepen: "Er is geen andere Heerser op deze wereld dan de Heer die ik nu mag zien. Hij maakt mij gelukkig, ik aanbid Hem en erken Hem als mijn God. Al zou men mij omwille van Hem duizend doden laten sterven, ik zou duizend keer sterven in vreugde. Geen foltering ter wereld kan mijn hart van Jezus afbrengen. Geen marteling kan zijn naam van mijn lippen wegwissen. Ik heb alleen maar spijt dat ik hier zo laat achter ben gekomen. En dat mijn zonden van vroeger mij nu zo'n pijn doen. Hoe is het mogelijk dat ik zijn eerbiedwaardige naam zo lang heb besmeurd. Hoe heb ik zo'n afkeer kunnen hebben van de christenen! Terwijl ik nu alleen nog maar geluk beleef aan het feit dat ik als christen mag sterven. Tenslotte liet Plautianus hem het hoofd afslaan. Dit alles vond plaats op 25 augustus.
[277pp:59-63]
Verering & Cultuur
Hij is de patroon van toneelspelers, clowns, goochelaars, komedianten, minstrelen, troubadours, (straat)muzikanten en dansleraren.
Hij wordt meestal afgebeeld als een jongeman met een vedel of viool in de hand. Vaak met een toneelmasker. Een enkele keer is ook zijn doop op het toneel te zien.
© A. van den Akker s.j. / A.W. Gerritsen