×
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.
Sluit het venster om te blijven.
Info afb. |
Mozes (ook Mose of Mussé) van Lybië (ook van Ethiopië, de Rover of de Zwarte), Dair al-Baramoes, Egypte; woestijnvader; † ca 405.
Feest 28 & 29 augustus.
Mozes was afkomstig uit Ethiopië. Hij was een neger en stond aan het hoofd van een struikroversbende, die zelfs niet vies was van zo nu en dan een roofmoord. Er wordt verteld dat Mozes eens zijn zinnen had gezet op de schapen van een herder die aan de overkant van de Nijl zijn kudde aan het weiden was. Hij ontdeed zich van zijn kleren, bond ze in een bundeltje op zijn hoofd, en met zijn dolk tussen de tanden geklemd zwom hij de brede rivier over om daar vier schapen te doden en achter zich aan te slepen het water terug over. Van het vlees kon hij geruime tijd leven en de vachten brachten op de markt een vette prijs op.
Hij schijnt met de monniken in aanraking gekomen te zijn, die leefden in de woestijn van Scete aan de benedenloop van de Nijl. Hij was zo onder de indruk dat hij zich bij hen aansloot en het lange gevecht begon tegen de tomeloze driften, waarvan men indertijd geloofde dat ze van de duivel afkomstig waren. Het monniksleven in de eenzaamheid van de woestijn werd dan ook beschouwd als één lang gevecht tegen de duivel.
Eens overvielen vier van zijn vroegere collega-struikrovers de nederzetting waar hij onderdak had gevonden. Zij waren onwetend van het feit dat ze hun ex-hoofdman voor zich hadden. Hij was hen de baas en sleepte ze achter zich aan naar de gebedsruimte waar de andere monniken verzameld waren. Hun vroeg hij wat hij met zijn gevangenen moest doen. Nu herkenden zij hem en ze smeekten dat ze zich hier bij hem zouden mogen aansluiten. Zo begonnen zij op hun beurt aan hún gevecht tegen de kwade machten.
Toen Mozes bemerkte hoe moeizaam die strijd was en hoe langzame vorderingen hij maakte, wendde hij zich tot zijn geestelijk leidsman Isidorus. Deze vermaande hem: 'Zolang een hond vrij toegang heeft tot de slagerij, blijft hij bloeddorstig. De bloeddorst gaat pas over, wanneer hem lange tijd die toegang onmogelijk wordt gemaakt. Sluit je dus af voor de duivelse machten door te vasten, te bidden, te waken en boete te doen.' Vanaf dat moment at Mozes nog twaalf ons droog brood per dag en verplichtte zich 's nachts wakker te blijven. Dat heeft hij zes jaar lang volgehouden. Mensen die hem daarna leerden kennen, prezen in hem zijn innerlijke rust, zijn levenswijsheid en zijn vermogen de menselijke zwakheid te begrijpen en te vergeven.
Er wordt verteld dat de gouverneur van Egypte eens naar de woestijn van Scete reisde om de intussen beroemd geworden vader Mozes te ontmoeten. Toen hij in de buurt van zijn cel moest zijn, vroeg hij de weg aan een oude man. Deze antwoordde: "Wat moet u van hem? De man is niet goed bij zijn hoofd en verspreidt ketterse denkbeelden." Niettemin vervolgde de gouverneur zijn weg. Bij aankomst in de kerk hoorde hij dat die oude man vader Mozes zelf was geweest.
Hij werd vermoord door bedoeïenen, die op hun strooptocht daar langskwamen; het schijnt dat hij zich weigerde te verzetten. Op het moment van zijn dood had hij zo'n zeventig leerlingen onder zijn hoede die verspreid in de omgeving hun kluizenaarshutten bewoonden.
Op latere leeftijd was Mozes een beroemde woestijnvader. Toen de gouverneur van Egypte hem wilde spreken, vroeg hij aan een oude monnik de weg. Diens antwoord was niet bemoedigend. "Wat moet u van hem? De man is niet goed bij zijn hoofd en verspreidt ketterse denkbeelden." Dat bleek Mozes zelf te zijn!
Over verandering gesproken: in zijn jonge jaren had hij aan het hoofd gestaan van een roversbende, die zelfs niet vies was van zo nu en dan een roofmoord. Er wordt verteld dat Mozes eens zijn zinnen had gezet op de schapen van een herder die aan de overkant van de Nijl zijn kudde aan het weiden was. Hij ontdeed zich van zijn kleren, bond ze in een bundeltje op zijn hoofd, en met zijn dolk tussen de tanden zwom hij de brede rivier over om daar vier schapen te doden en achter zich aan te slepen het water terug over. Van het vlees kon hij geruime tijd leven en de vachten brachten op de markt een vette prijs op.
Hij schijnt met de monniken in aanraking gekomen te zijn, die leefden in de woestijn aan de benedenloop van de Nijl. Hij was zo onder de indruk dat hij zich bij hen aansloot en het lange gevecht begon tegen de tomeloze driften, waarvan men indertijd geloofde dat ze van de duivel afkomstig waren.
Eens overvielen vier van zijn vroegere collega-struikrovers de nederzetting waar hij onderdak had gevonden. Zij waren onwetend van het feit dat ze hun ex-hoofdman voor zich hadden. Hij was hen de baas en sleepte ze achter zich aan naar de gebedsruimte waar de andere monniken verzameld waren. Hun vroeg hij wat hij met zijn gevangenen moest doen. Nu herkenden zij hem en ze smeekten dat ze zich hier bij hem zouden mogen aansluiten. Zo begonnen zij op hun beurt aan hún gevecht tegen de kwade machten.
Toen Mozes bemerkte hoe moeizaam die strijd was en hoe langzame vorderingen hij maakte, wendde hij zich tot zijn geestelijk leidsman Isidorus. Deze vermaande hem: 'Zolang een hond vrij toegang heeft tot de slagerij, blijft hij bloeddorstig. De bloeddorst gaat pas over, wanneer hem lange tijd die toegang onmogelijk wordt gemaakt. Sluit je dus af voor de duivelse machten door te vasten, te bidden, te waken en boete te doen.' Vanaf dat moment at Mozes nog twaalf ons droog brood per dag en verplichtte zich 's nachts wakker te blijven. Dat heeft hij zes jaar lang volgehouden. Mensen die hem daarna leerden kennen, prezen in hem zijn innerlijke rust, zijn levenswijsheid en zijn vermogen de menselijke zwakheid te begrijpen en te vergeven.
[200/2»08.28;236;500; Dries van den Akker s.j./2007.07.12]
© A. van den Akker s.j. / A.W. Gerritsen