×
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.
Sluit het venster om te blijven.
Petrus Dias sj., voor de kust van Brazilië; martelaar met Ignatius de Azevedo e.a. (zie Martelaren van Brazilië); † 1571.
Feest 13 september.
In 1669 kreeg pater Inácio de Azevedo van de generaal de opdracht om in Spanje en Portugal onder medebroeders en leken nieuwe vrijwilligers te gaan werven voor de Braziliaanse missie. Tegelijk werd hij benoemd tot provinciaal van Brazilië. De paus gaf zijn zegen door hem een schilderij te schenken met een Maria-afbeelding erop. De response was overweldigend. Na korte tijd had hij tweeënzeventig enthousiastelingen rond zich verzameld: tweeëntwintig leken en negenenveertig jezuïeten, van wie er een paar priester waren en een paar broeders. Maar het overgrote deel bestond uit jezuïetenstudenten (‘scholastieken’) of zelfs novicen in het eerste jaar van hun opleiding.
Omdat de groep zo divers was, bracht pater Azevedo hen in Val de Rosas bij Lissabon bij elkaar om hen in de komende vijf maanden voor te bereiden op hun gezamenlijke missie. De drieënzeventig voeren op 5 juni 1570 de haven van Lissabon uit in de richting van de Madeira-Eilanden voor de kust van Afrika. Het flottielje bestond uit minstens twee schepen. Pater Azevedo zat met tweeënveertig jezuïeten op de San-Diego, terwijl het overgrote deel van het gezelschap zich op het schip bevond waar ook de zojuist benoemde gouverneur van Brazilië met meevoer, Dom Luís de Vasconcelos.
Op 29 juni verzamelden zich de drieënzeventig opvarenden voor een plechtige, gezongen hoogmis op de kade en iedereen ontving de heilige communie. Geëmotioneerd nam pater Azevedo afscheid van zijn medebroeder Pedro Dias die de leiding had over de jezuïeten op het andere schip. Daags daarop vertrok de San-Diego richting Kanarische Eilanden.
Na zeven dagen legden ze aan in het haventje van Tercia-Corte op het eilandje Las Palmas. Daar werden ze hartelijk ontvangen door een Hollander die nog met Azevedo in Oporto op school had gezeten. Vijf dagen later voeren ze weer uit om het eiland heen richting de haven van Palma. Maar op de tweede dag meldde de uitkijkpost zeilen aan de horizon. Even dacht men nog dat ze behoorden aan de schepen waar ze in Madeira afscheid van hadden genomen,maar toen ze dichterbij kwamen, bleken het Franse piraten te zijn. Ze stonden onder commando van de Franse hugenoot Jacques Souris, een afgevallen katholiek en nu een verbeten papenhater.
Een van de piratenschepen wist de San-Diego te enteren en onmiddellijk sprongen er drie zeerovers over. Maar de schepen dreven uit elkaar en de drie raakten geïsoleerd. Ze werden onmiddellijk gedood. Intussen had pater Inácio het Mariaschilderij van de paus tevoorschijn gehaald en bevestigde het aan de hoofdmast. De jezuïeten knielden er rondom neer en begonnen hardop te bidden. Toen het duidelijk werd dat alle zeelui mee moesten vechten, werden hun taken overgenomen door een aantal jezuïeten. Alle anderen werden onderdeks gestuurd. Opnieuw werd de San-Diego geënterd en nu sprong er een enorm aantal piraten over; ze waren verre in de meerderheid. Onmiddellijk zagen ze pater Azevedo met het Mariaschilderij staan en woedend stormden ze op hem af. Hij riep nog: “Ieder hier is getuige dat ik sterf voor Christus en zijn Kerk.” Een piraat kliefde zijn hoofd met een zwaard, en geholpen door een paar trawanten gooide hij hem met schilderij en al overboord.
Nu openden ze de jacht op alles wat een zwarte toog droeg; sommigen doodden zij meteen, anderen kleedden zij uit tot op het blote lijf, hakten hun de armen af en gooiden ze zo in zee zodat ze daar zouden verdrinken. Al gauw was het dek schoongeveegd. Toen Sourie afdaalde naar het ruim om te zien wat hij er van zijn gading kon vinden, trof hij daar tot zijn verrassing nog een groep biddende jezuïeten aan. Op de vraag wat ze ermee moesten doen, moet Sourie geantwoord hebben: “De papen waren onderweg naar Brazilië om daar hun leugens te verspreiden. Dus gooi ze in zee.” Ze namen eerst de wat ouderen, in de veronderstelling dat het priesters waren. Die brachten ze verwondingen toe om ze vervolgens in zee te gooien, terwijl de jongeren zonder verder pardon de een na de ander meteen in zee gesmeten werden.
Pater Petrus Dias zat met een aantal medebroeders op het andere schip van het konvooi. Toen zij hoorden wat er met het schip van Pater Ignatius de Azevedo was gebeurd, voeren zij zo snel mogelijk door naar Zuid-Amerika. Dat hadden ze al in zicht, toen ze door een geweldige storm werden overvallen en hun toevlucht moesten zoeken in de haven van Havanna, ver uit de koers. Hier bleek dat alleen de twee schepen waar jezuïetenmissionarissen op meevoeren, waren gered. Bij een volgende poging werden ze door de storm zelfs teruggeslagen tot bij de Azoren! Nadat alle zieken, waaronder 28 jezuïeten, naar Portugal waren teruggestuurd, hield pater Petrus dertien medebroeders over, met wie hij een derde poging ondernam om Brazilië te bereiken. Op zijn beurt werd hij geënterd door hugenoten-zeerovers. Die hadden het vooral gemunt op de zwartrokken. Twee jezuïeten wisten aan de slachtpartij te ontkomen, omdat zij sterke zwemmers waren. Aan hen danken we het relaas. De slachtoffers staan bekend als de Martelaars van Brazilië.
© A. van den Akker s.j. / A.W. Gerritsen