×
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.
Sluit het venster om te blijven.
Info afb. |
Jakob Rem sj, Ingolstadt, Duitsland; stichter Maria-Congregatie; † 1618.
Feest 12 oktober.
Jakob werd in juni 1546 te Bregenz geboren als zoon van een welgestelde herbergier. Hij werd in 1566 door Petrus Canisius († 1597; feest 27 april) toegelaten tot de pas opgerichte jezuïetenorde. Deze stuurde hem naar Rome om hem daar zijn noviciaat te laten doormaken. Hij legde de weg naar Rome af als pelgrim, dus te voet. Het noviciaat was gevestigd bij de kerk van San Andrea al Quirinale. Hij moet dus op 25 oktober 1567 de intrede hebben meegemaakt van de latere jeugdheilige Stanislas Kostka, en diens onverwachte dood nog geen jaar later op het feest van Maria ten Hemelopneming, 15 augustus 1568 (feest 13 november). Maria zou zelfs aan de jonge Stanislas verschenen zijn. Ligt daar één van de inspiratiebronnen van de latere ijveraar voor de Mariadevotie? Intussen was op 2 april 1568 ook nog ingetreden de latere missionaris-martelaar Rudolfo Aquaviva († 1583; feest 4 februari).
Op 21 mei 1573 werd hij priester gewijd. Zijn eerste standplaats was Dillingen. Daar stichtte hij op 18 november 1574 de eerste Maria-Congregatie. Opvallend daarbij was dat hij niets gaf om grote aantallen; hij ging op zoek naar kwaliteit: jonge mannen die net als hij gloeiden van liefde voor de Heilige Maagd en onder haar bescherming een heilig christelijk leven wilden leiden. Hetzelfde deed hij in de steden waar hij later kwam te werken, München en Ingolstadt. Door zijn warme Mariaverering bevorderde hij als geen ander het geloofsleven van zijn tijd. Dat had in die dagen te lijden onder algemeen zedelijk verval en de verwarring van de Reformatie. Vele jongeren die lid waren van de Maria-Congregatie werden priester of kozen voor het religieuze leven. Hij stierf na een korte ziekte op 72-jarige leeftijd, 12 oktober 1618 's middags om 4 uur.
Verering & Cultuur
Zijn relieken worden vereerd in de Mariakerk van Ingolstadt, waar hij op 26 juni 1935 werd bijgezet. Hij had in zijn gebed bijzondere aandacht voor de zielen in het vagevuur. Daarvan spreekt een grafschrift dat vlak na zijn dood op hem werd gemaakt:
"Mein Lied gilt jenem Jakob
Dessen Tränenfluten einst unausgegesetzt
Die Feuerflammen dämpften,
die [...] die leidenden Seelen umlodern [...].
Versiegt sind nun seine Tränen, versiegt!
Doch welch andere Schutzgeist wird jetzt
Der leidenden Seelen Feuerqualen dämpfen und mildern?"
[Mijn lied zingt van díe Jakob,
wiens onafgebroken tranenvloed
de eeuwige vlammen doofden
waarin de lijdende zielen zitten.
Verstopt zijn nu zijn tranen, verstopt!
Maar zal er weer een andere beschermgeest opstaan
die de vlammende pijn van die zielen zal doven en smoren?]
Hij is nog niet officieel zalig of heilig verklaard.
© A. van den Akker s.j. / A.W. Gerritsen