×
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.
Sluit het venster om te blijven.
Info afb. |
Mello (ook Mallon, Malouen, Melanius, Mellon, Mellonus) van Rouen, Frankrijk; 1e bisschop; † ca 314.
Feest 22 oktober.
Mello staat te boek als de eerste bisschop van Rouen.
Newman neemt hem op in zijn kalender van heiligen van Engelse bodem. Volgens zijn levensbeschrijving was hij afkomstig uit 'Cardiola'. Een plaats van deze naam is onbekend. Wordt hier bedoeld de plaats Carlisle? Of is het Cardiff in Wales, dat in de eigen Keltische taal Caerdydd heet? Of is hier sprake van het Schotse Cardes?
Hij zou vanuit zijn geboortestreek met een militaire missie naar Rome zijn gestuurd. Daar bracht hij, zoals het hoorde voor een soldaat, offers in de tempel van oorlogsgod Mars. Tijdens zijn rondgang door de stad trof hij paus Stefanus († 257; feest 2 augustus), die juist les gaf aan een handjevol christenen. Hij bleef staan luisteren en de paus nodigde hem uit te vertellen wie hij was en waar hij vandaan kwam. Mello bleek geïnteresseerd in Christus, werd geloofsleerling en liet zich uiteindelijk dopen. Daarbij werden hem met name Jezus' woorden in herinnering gebracht: "Als je niet alles wegdoet wat je bezit om mijnentwil, kun je mijn leerling niet zijn." Bij terugkomst in zijn herberg, bracht Mello onmiddellijk deze woorden in praktijk en verkocht alles wat hij bezat, zelfs zijn wapenrusting; de opbrengst verdeelde hij onder de armen. Mello bleek zo'n veelbelovende leerling van Christus, dat de paus hem tenslotte priester wijdde.
Toen hij eens de mis opdroeg, verscheen hem een engel aan de rechterkant van het altaar; deze reikte hem een herdersstaf over met de woorden: "Pak deze staf aan, want je zult straks Gods volk leiding moeten geven in de stad Rouen in Noord-Gallië." Mello antwoordde: "Waarheen de goede God mij ook zendt, ik ben bereid er naar toe te gaan." De paus bevestigde hem in zijn zending en gaf hem zijn zegen mee.
Op zijn reis naar Rouen kwam hij door de stad Autun. Daar kwam hem een groep mensen tegemoet die een man meedroegen aan wie een ongeluk was overkomen: zijn voet was finaal doormidden gespleten. Hij heette Lupillus. Zij vroegen Mello of hij iets van geneeskunst afwist. Deze antwoordde hun dat hij de man zou genezen, als zij eerst rustig naar hem wilden luisteren. Waarop zij zeiden: "Zeg maar wat u van ons wilt, en we zullen het doen. We zullen in uw God geloven en Hem aanbidden." Daarop raakte hij het slachtoffer aan met de staf die hij van de engel gekregen had, met de woorden: "In de naam van Onze Heer Jezus Christus: word gezond!" Onmiddellijk kon de man op eigen benen staan en was er van de verwonding niets meer te zien. Hij ging terug de stad in en vertelde overal wat hem was overkomen.
Nu woonde er in die stad een vrouw, Veronica geheten, die zoveel had gehuild om de dood van haar man, dat ze er blind van was geworden. Toen zij hoorde wat er met Lupillus gebeurd was, stuurde zij haar beide zoons naar de man Gods met het verzoek dat hij haar het gezicht zou teruggeven. Op beide knieën gezeten bad Mello: "Heer Jezus Christus, u hebt de ogen geopend van de blindgeborene. Open nu ook de ogen van deze vrouw, zodat ze kan zien dat er geen andere God is dan u." Hij raakte haar ogen aan en onmiddellijk kon zij zien. Hierna doopt hij Veronica met haar beide zonen, alsmede Lupillus. Deze zou later nog omwille van Christus de marteldood ondergaan.
In een andere stad wist hij een man met verkrampte ledematen te genezen; hij heette Quirinus. Hij leed al veertig jaar aan zijn ziekte en was aangewezen op een plankje met wieltjes om zich voort te bewegen. Bij het zien van Mello riep hij: "Als u wilt, kunt u mij genezen; dat zie ik zo!" Waarop de heilige man antwoordde: "Dat kan alleen maar, als je je valse goden wegdoet." Waarop de stakker schreeuwde: "Ik geloof in de god die u verkondigt!" Daarop nam Mello hem bij de hand en zei: "Quirinus, ga recht op staan en wees gezond in de naam van de Heer." Hij stond op en rende onmiddellijk naar zijn vader met het wielplankje onder de arm, en vertelde aan ieder die het horen wilde, hoe hij weer gezond was geworden.
Daarop bekeerden ook zijn bejaarde ouders zich tot Christus. In diezelfde stad gaf onze man Gods ook nog de spraak terug aan een doofstomme, waarop zich vele mensen lieten dopen. Met als gevolg dat zich drommen mensen rond Mello verzamelden, als hij hun over Christus wilde vertellen. Zo komt het dat er een jongen was, Praecordius, die op het dak van een huis klom om het allemaal beter te kunnen zien. Maar de preek duurde lang en hij viel in slaap, waardoor hij van het dak afgleed. Zo te zien had hij verscheidene ledematen gebroken, maar de wond aan zijn hoofd was zo erg dat hij ter plaatse stierf. Ook hier werd Mello te hulp geroepen. Hij raakte de dode jongen aan met de staf die hij van de engel had gekregen, met de woorden: "Praecordius, sta op in de naam van Onze Heer Jezus Christus." Waarop de jongen de ogen opende, zijn redder boven zich zag en onmiddellijk vroeg om het doopsel. Deze Praecordius zou later priester worden en de eerste kerk voor Christus bouwen in die streek.
Mello gaf nog vele malen blijk van zijn heiligheid. Hij tuchtigde zijn lichaam met vasten en gebed; elke dag en elke nacht maakte hij driehonderd keer een kniebuiging uit eerbied voor Christus. Onafgebroken luisterde hij naar de noden van de mensen. Hij hield zo weinig tijd over dat hij soms rechtop in zijn stoel in slaap viel. Zijn dagelijks voedsel bestond uit verse kruiden en zijn drank was gewoon water. Door zijn eigen mensen werd hij 'de vader van armen en weeskinderen' genoemd, of ook 'de rechter van weduwen'. Wat hij verkondigde aan zijn mensen, bracht hijzelf in praktijk.
Hij was op de lange duur zo beroemd dat van overal doofstommen, lammen, blinden en lijders aan allerhande kwalen en ongemakken naar hem toe kwamen om door hem te worden genezen. Toen hij tenslotte oud en moe was geworden, verscheen hem weer de engel van het begin. Deze zei: "Mello, je hebt de goede strijd voor Christus gestreden, je hebt zijn naam verkondigd aan de heidenen, je hebt in hun midden de Kerk van Christus opgebouwd en tegelijkertijd je ziel en lichaam in alle zuiverheid bewaard. Maak je klaar om de beloning van het eeuwig leven in ontvangst te nemen. Daarop riep de heilige bisschop zijn dienaren bijeen en droeg hun op ook in de toekomst het geloof in Christus zuiver te behoeden en te bewaren. Daarop stierf hij, omringd door de mensen van zijn stad. Dat was op de 22e oktober.
Zijn levensbeschrijving stamt pas uit de 9e eeuw. De schrijver was niet zozeer geïnteresseerd in de historische feiten en omstandigheden, als wel in de heiligheid van Mello. Vandaar dat hij een reeks anekdotes vertelt die sterk lijken op de verhalen van Jezus uit het Evangelie. Een heilige is immers iemand die bij uitstek aan Jezus doet denken.
Zijn gedachtenis leeft voort in de naam van de parochie van St. Mallon in het voormalige bisdom van St-Malo. (Deze Malo is niet dezelfde als Mallon!). Hij is ook terug te vinden in de naam van de voormalige abdij Coat-Malouen, wat Bretons is voor 'Bos van Mallon' en wat in het Latijn telkens wordt genoemd 'Silva Mellonis'.
© A. van den Akker s.j. / A.W. Gerritsen