×
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.
Sluit het venster om te blijven.
Info afb. |
Guenaël (ook Guenal, Guénel, Guenhael, Guenhaelus, Guennael, Guennaelus, Guinal, Guinalus, Guinel, Gunel, Gwenael, Gwenal, Gwenel, Gwenhaël, Vanal, Venal, Vennal, Vinal, Wenhael) van Landevennec, Bretagne, Frankrijk; abt; † ca 585.
Feest 3 november.
Er zijn verschillende plaatsen in Bretagne die zich erop beroemen zijn geboorteplaats te zijn. Volgens Priziac en het door hem gevolgde Dictionnaire des Saints Bretons zou hij afkomstig zijn uit Lanrivoaré (Finistère); Chardronnet noemt Quimper en Ergué-Gabéric (beide plaatsen behoren eveneens tot Finistère). Priziac weet ook te vertellen dat zijn moeder Sint Levenez heet (volgens Garaby: Lectice); volgens Le Roy heet zijn vader Romel, volgens Garaby: Rimelin. Zijn ouders sturen hem vroeg naar een school. Het zal wel een naburig kloosterschooltje geweest zijn; of was het zijn moeder zelf die voor de basisvaardigheden zorgde? Waarschijnlijk toch een kloosterschooltje, gegeven het feit dat hij temidden van zijn vriendjes opvalt aan Sint Guénolé († 532; feest 3 maart) die vanuit het door hem gestichte klooster Landevennec in gezelschap van vier monniken inkopen komt doen in de stad Quimper. Naar het schijnt is de jongen dan een jaar of zeven. Guénolé spreekt hem aan; zijn intelligente antwoorden bevallen de abt en hij vraagt de jongen of hij bij hem in de leer wil komen. Het kind geeft te kennen dat hij altijd al zoiets verlangd heeft, en illustreert zijn antwoord zelfs met evangeliecitaten!
De schrijver van het verhaal roept de herinnering op aan de 12-jarige Jezus die de schriftgeleerden van de tempel verstomd deed staan door zijn intelligente antwoorden.
[Lukas 02,41-52]
De monniken gaan Guenaëls ouders om toestemming vragen en krijgen de jongen mee. Hij is de lievelingsleering van de abt; reeds na drie jaar zou hij uit vrije wil monnik geworden zijn.
Volgens Lobineau had deze plechtigheid plaats in tegenwoordigheid van de heilige koning Salomo I en zijn hofhouding. Dat lijkt nogal onwaarschijnlijk: de dood van deze martelaar-koning wordt door Lobineau geplaatst in het jaar 434; feest 25 juni. Twintig jaar eerder dus dan het door hem genoemde geboortejaar van Guenael! Ook koning Salomo II komt niet in aanmerking: zijn sterfdag staat op 4 oktober van het jaar 632.
Guénolé wijst hem als zijn opvolger aan. Hij is een toonbeeld van kloosterlijke geest en ascese; zo zou hij elke dag, zomer of winter, warmte of ijzige koude, in het water van de zee zijn afgedaald om daar de zeven boetpsalmen te bidden ter intentie van de weldoeners van het klooster: 'Op die manier probeerde hij de zuiverheid van zijn naam en zijn ziel te bewaren', aldus de oude boeken.
Na zeven jaar aan het hoofd te hebben gestaan van de abdij steekt hij in gezelschap van elf medebroeders eerst via de Kanaaleilanden, waar Sint Vinal nog altijd in ere wordt gehouden, en vervolgens via Brittannië over naar Ierland. Daar verblijft hij 34 jaar. Hij brengt nieuw leven in kloosters waar de geest is verslapt of uitgeblust en sticht zelf een aantal nieuwe vestigingen.
Tenslotte keert hij terug naar Armorica (= nagenoeg het huidige Bretagne). Volgens sommigen in zijn eentje; anderen weten te vertellen dat hij vergezeld gaat van wel vijftig monniken. Vermoedelijk landt hij op de zuid-westkust. Volgens zeggen brengt hij enige tijd door op het eiland Groix, om er enkele kleinere kloostervestigingen te hervormen. De legende weet te vertellen dat bij zijn nadering de kerkklokken vanzelf beginnen te luiden. Uiteindelijk zou hij zich gevestigd hebben aan de monding van de Blavet in Lanester; tegenwoordig heb je daar nog een kapelletje dat aan hem, St-Guenaël, is toegewijd.
Hoe heilig de oude man intussen geworden is, wordt aangetoond door de dieren. De vossen die van oudsher in dat gebied woonden, verlaten eerbiedig die streek om hem alle ruimte te bieden aan zijn nieuwe en tegelijk laatste kloostervestiging. Een hert dat door jagers achterna wordt gezeten, zoekt zijn heil onder zijn monnikskleed en ontkomt. Volgens Garaby vindt dat plaats, op het moment dat hij een bezoek brengt aan een Sint Caradec († 480; feest 16 mei), een collega kluizenaar, die daar in de buurt zijn cel had gebouwd. De jagers staand er versteld van en gaan het wonderlijke voorval aan hun heer Waroch vertellen (volgens Garaby is het koning Hoël I).
Een dergelijke legende wordt van meerdere heiligen verteld: bv. Nennoc van Ploemeur; de beroemdste is die van Sint Aegidius (ook Gilles: † ca 723; feest 1 september).
De vorst gaat onmiddellijk kijken en nodigt de heilige man uit om aan zijn hof te komen wonen. Maar daar wil de grijsaard niets van weten; hij wenst zich in alle rust en eenzaamheid voor te bereiden op zijn naderende dood.
De oude boeken leggen er de nadruk op dat hij vlak voor zijn dood een waardig opvolger aanwijst, echter zonder te vermelden wie dat is. Wel bepaalt de heilige dat elk jaar op zijn verjaardag een zogeheten 'consolatio cibi' aangericht moet worden voor de monniken van de communiteit, een welvoorziene troostmaaltijd. Zijn sterfjaar wordt meestal rond 585 of 590 geschat, maar Garaby volgt een traditie die zijn sterfjaar veel vroeger plaatst: 518! Dat wordt o.a. ingegeven door het feit dat hij 454 vermeldt als zijn geboortejaar. De andere bronnen spreken veel vager over 'eind 5e eeuw'.
Verering & Cultuur
Na zijn dood wordt zijn stoffelijk overschot overgebracht naar de kathedraal van Vannes, waarvan hij sindsdien tot op de dag van vandaag de patroonheilige is. Toen tegen het einde van de 9e eeuw de Noormannen de kuststreek onveilig maakten, werden zijn relieken naar Parijs in veiligheid gebracht, en van daar naar Corbeil. Daar gingen ze tijdens de Revolutie verloren. Daar brengt de kathedraal van Vannes tegenin dat ze er nog heeft; ook te Landevennec pretendeert men nog relieken van hem te bezitten.
Hij heeft zijn naam gegeven aan de plaatsen Lanvenaël (te Plomeur, gem. Pont l'Abbé, Finistère), Lucunel (te Inguiniel, gem. Plouay, Morbihan); minstens vier plaatsen die Saint-Guénael heten (1. te Cléguer, gem. Pont-Scorff, Morbihan; 2. te Gomené, gem. Merdrignac, Finistère; 3. te Guiscriff, gem. Le Faouet, Morbihan; 4. gem. Pluvigner, Morbihan); zeker drie plaatsen Saint-Guenal (1. te Elliant, gem. Rosporden, Finistère; 2. gem. Landivisiau, Finistère; 3. te Poullaouen, gem. Carhaix-Plouguer, Finistère); Saint-Guenhael (te Plouharnel, gem. Quiberon, Morbihan), Saint-Guinel (gem. Mauron, Morbihan) en Saint-Venal (gem. St-Pol-de-Léon, Finistère). Daarnaast is hij patroon van de Bretonse plaatsen Bolazec, Plougonvelin en Ergué-Gabéric in Finistère, en van Gouarec en Tréguidel (Côtes-du-Nord). In de plaats Guiscriff (Morbihan) vindt er ter ere van hem een boetprocessie ('pardon') plaats op de 2e zondag van juli.
Zijn voorspraak wordt ingeroepen bij grote rampen.
© A. van den Akker s.j. / A.W. Gerritsen