×
Klik in dit venster
op: http://beeldmeditaties.nl
om naar die site over te stappen.
Sluit het venster om te blijven.
Info afb. |
Nathan Profeet, Jeruzalem, Israël; † ca 1000 vóór Christus.
Feest 7 maart & 29 december.
Nathan treedt als profeet op ten tijde van David. Bijvoorbeeld toen David Uria uit de weg had laten ruimen, kwam Nathan op voor de wet van Israël's God.
In de tijd dat koningen aan de kop van hun legers ten strijde trokken, de vijand tegemoet, stond koning David op het dak van zijn paleis. In de tuin bij de buren nam juist Bathseba een bad. Zij was zeer mooi. David liet zich bij haar ontbieden en bracht met haar de nacht door. Na enkele weken liet de vrouw zeggen dat zij zwanger was. Dit wilde de vorst verdoezelen, dus liet hij haar man Uria, die in het leger meevocht, op verlof komen. Hij informeerde naar de strijd die ze te voeren hadden en bood hem een paar dagen vacantie aan. Maar een soldaat is in dienst van zijn vorst. Uria ging niet naar huis, maar bleef slapen op de drempel van het paleis. Toen David besefte dat hij op die manier de man er niet toe kon bewegen bij zijn vrouw thuis te gaan slapen, voerde hij hem dronken. Maar zelfs toen bleef Uria trouw aan de dienst van zijn vorst en sliep die nacht op de drempel van het paleis. Toen stuurde de koning Uria terug naar zijn legerafdeling met een verzegelde brief voor zijn officier. Daarin stond dat deze er voor moest zorgen - bijvoorbeeld door een onhandige manoeuvre - dat Uria, de bezorger van deze brief, in ieder geval dood moest. Dat gebeurde. Bathseba nam de voorgeschreven rouw in acht en vervolgens werd zij door haar buurman, koning David, bij zich in huis opgenomen. Niemand had iets gemerkt...
[naar 2 Samuël 11]
Toen kwam de profeet Nathan. Hij vroeg een persoonlijk onderhoud aan met de koning en vertelde hem dat een rijk man in zijn koninkrijk een smerige streek had uitgehaald. Bedoelde persoon had bezoek gekregen. Hoewel hij een gigantische veestapel bezat, had hij het toch niet van zijn hart kunnen verkrijgen om een van zijn eigen dieren te slachten. Daarom had hij het geitje gepakt dat aan een straatarme man toebehoorde; het was het enige waar die arme drommel van leven moest. Dat had de rijkaard laten slachten en opdienen. Woedend sprong David overeind en met zijn hand reeds aan het zwaard eiste hij te weten wie dat was. "U bent die man", sprak Nathan. David begreep onmiddellijk waarover het ging en gaf zijn fout toe. Hij vroeg aan de profeet wat hij moest doen om zijn zonde uit te boeten.
[naar 2 Samuël 12,01-14]
Nathan was daarvoor ook al duidelijk in beeld geweest. Dat was op het moment dat koning David had besloten voor God een tempel te bouwen. Hij zei tegen Nathan: "Moet je kijken, ik woon in een riant paleis, en de ark van onze God staat nog steeds onder zo'n armzalig tentdoek." Dat was nog een overblijfsel uit de tijd dat ze nomaden waren geweest en onder Mozes en Jozua door de woestijn hadden gezworven, nu toch alweer zo'n ruim tweehonderd jaar geleden. David vroeg dus aan de profeet wat God ervan zou vinden, als hij een tempel voor Hem liet bouwen.
Nathan oordeelde het een goed plan en gaf groen licht. Maar die nacht droomde hij dat God het plan tegenhield, want - aldus de profeet de volgende morgen tot David - het is niet zo dat jij voor Mij een tempel moet bouwen, zegt God; nee, Ik bouw voor jou een woning onder de mensen, een huis dat nooit ten onder zal gaan. Daarop gaf hij toestemming voor de bouw van de tempel, maar pas tijdens de regering van zijn opvolger, zijn zoon Salomo.
[naar 2 Samuël 07,01-17]
Nathan was het ook die Salomo zijn opleiding en vorming gaf.
[2 Samuël 12,25]
© A. van den Akker s.j. / A.W. Gerritsen